NIETS LIJKT WAT HET IS

Reisreportages uit Amerika

 

Gepubliceerd in TRAJECT van de VOLKSKRANT op 11 september 1999

Opgenomen in REISKOORTS, de beste Nederlandse en Vlaamse reisverhalen van 1999.

De rotsformaties dragen fantasievolle namen zoals Tuin van de Duivel en Het Oog van de Walvis. Voortdurend veranderen ze van vorm en kleur. Zelfs de ervaren reiziger ervaart in de Arches van Utah het geloof in wonderen. Deel één van een driedelige serie over een tocht op en langs de Colorado-rivier.

Als de wind de wolken over de Tuin van Eden jaagt, slaat de fantasie op hol. De zandstenen rotsformaties veranderen van vorm en kleur in het steekspel van schaduw en licht op de hoogvlakte van Utah, roze, zachtpaars, koraalrood en vermiljoen.

Tientallen meters rijzen de stenen pilaren loodrecht omhoog uit het maanlandschap en prikkelen de fantasie in de avondzon.
Bovenop de pilaren, de zwaartekracht trotserend, balanceren enorme rotsblokken. 'Het lijkt op een apenkop,' roept mijn zoon Ezra verbaasd. 'Het is een schapenkop,' meldt de reisgids. Maar het enorme rotsblok, eindeloos geslepen door de met zand beladen wind kan in het lichtspel iedere beestenkop zijn, óf een mensengezicht, afhankelijk van de positie waaruit je het bekijkt en de mate waarin het landschap je reeds betoverd heeft.



De rotsformaties dragen fantasievolle namen, zoals de Tuin van de Duivel, Het Oog van de Walvis, De Drie Roddelaars, verzonnen door Mormonen die het verlaten land rond de eeuwwisseling binnentrokken op zoek naar het Beloofde Land waar zij veilig zouden zijn voor hun achtervolgers. Ze konden uiteindelijk niet overleven in het barre, droge land en trokken verder - wat rest zijn de namen die getuigen van een diep godsbesef.
Hier in De Arches, in een van de kleinere Nationale Parken van de Verenigde Staten, zo heeft men mij beloofd, hervindt de vermoeide, ervaren reiziger weer het geloof in wonderen, zoals in zijn kindertijd.

* * *

'Reizen en ervaring', zo beweert Mark Twain in zijn boek 'The innocents abroad', 'bederven de prachtige beelden uit onze kindertijd en beroven ons van de diepst gekoesterde herinneringen uit onze jeugd.'
Als kind dacht Mark Twain dat de Jordaan-rivier wel 4000 mijl lang was en 35 mijl breed. Maar in werkelijkheid, zo moest hij ter plekke tot zijn spijt vaststellen, 'is hij maar 90 mijl lang en heeft hij zoveel bochten dat je de helft van de tijd niet weet op welke oever je staat.'
Tien jaar lang zwierf ik door Siberië, de machtige rivieren volgend die de taïga en toendra doorsnijden en tekende de herinneringen op van de overlevenden van het communistische experiment om een betere wereld te scheppen.

Nu, de verhalen over ontberingen en mislukkingen moe, neem ik mijn tienjarige zoon mee naar het land van Mark Twain en volgen wij de loop van de Colorado-rivier, tweeduizend kilometer lang, vanaf de Rocky Mountains in Colorado naar de Grand Canyon in Arizona, op zoek naar nieuwe inspiratie en uiteindelijk, verzoening. Want, zo concludeerde Mark Twain gelaten, staande op de oever van de Jordaan: "Ik heb al gezien hoe het rijk van koning Salomon ineenschrompelde tot de grootte van Pennsylvania. Ik kan het dragen dat ook de zeeën en rivieren tot hun ware afmetingen inkrimpen. Het zij zo.'

* * *

Colorado is Winchester-land, met plaatsnamen als Rifle, waar het recht van de burger om wapens te dragen en zich te verdedigen heilig is -nog steeds, ook in de weken nadat twee opgefokte scholieren in de hoofdstad Denver met halfautomatische geweren twaalf medescholieren en een leraar in een uitbarsting van onbegrepen woede hebben vermoord.
Het is cowboyland, waar ieder dorp zijn rodeo organiseert en zijn wapenshow.
Het is macholand, waar rafters in hun rubberboten het ijskoude water van de Colorado en de kolkende watervallen trotseren en bedwingen.
Onstuitbaar, en gevoed door overvloedige sneeuwval in de Rocky's stort de rivier zich omlaag door de canyons tot hij zich, over de grens met Utah, met onweerstaanbaar geweld in het zandgesteente vreet en diepe, steile bergkloven uitslijpt en rots- en bergformaties creëert in de Grand Canyon die de verbeelding tarten en kinderdromen voeden.

* * *

Het regent in 'Het Helse Fornuis', een van de markantste rotsformaties in de Arches, niet ver van het stadje Moab waar de Interstate 191 de Colorado kruist.
Wij hebben ons aangemeld voor de zwaarste hike in het park, 300 vierkante kilometer rotsformaties met slechts één camping en niet meer dan veertig of vijftig staanplaatsen. Het wordt een drie uur durende tocht, de enige waarvoor toestemming van de Rangers nodig is en een gids.
'In de canyons is het bloedheet,' waarschuwt Murray Schumacher, onze Ranger. 'Het is een doolhof. Zonder gids verdwaal je. Zonder water verdroog je. Vergeet niet, dit is een woestijn. Er valt per jaar niet meer dan 9 inches water. En dat is vandaag allemaal uit de hemel gekomen,' voegt hij er laconiek aan toe.

De groep telt twintig personen, het maximum voor de middagtocht. 'Wij willen geen grotere groepen. Ze verstoren de rust. Wij koesteren de stilte.'
Voorzichtig dalen we af in de spelonken en aangekomen op de bodem van de canyon stelt hij ons voor de keuze: nu omkeren of doorzetten. 'Hierna is er geen weg terug,' waarschuwt hij. 'Het is een makkie,' stelt mijn zoon vast en loopt het ravijn in.

Als vinnen rijzen de rotsen omhoog in het doolhof, honderden meters hoog, aan beide zijden van het pad, een halfdroge rivierbedding.
'Vroeger was dit een zoutzee,' legt Schumacher uit. 'Miljoenen jaren geleden kwam de aarde omhoog en werd de bodem van de zee omhooggedrukt door krachten in het binnenste van de aarde. In de loop der eeuwen werd het zout opgelost en weggespoeld door het regenwater tot uiteindelijk de zeebodem instortte. Nu heeft het land de vorm van een tulband, of nog beter: een ingezakte soufflé. In de kerven en groeven die ontstonden bleef water staan. Water bevroor, zette uit en wrikte het zandsteen los. Een kras werd een kloof, een kloof een ravijn."

Hij laat ons klimmen door de ravijnen en spelonken. Als een spin werkt mijn zoon zich omhoog langs de rotswanden. Ik moet, hangend aan de rotswand terwijl mijn lichaam dienst weigert, verlamd door een acute aanval van hoogtevrees, plotseling denken aan een verhaal van mijn collega Jan Donkers die tijdens een fietsvakantie door zijn opgroeiende zoon werd gelost op de Mont Ventoux en ik weet dat de cirkel van het leven begonnen is zich te sluiten.
'Zet je voet in die spleet,' roept mijn zoon bemoedigend vanaf een hogergelegen richel, 'en druk je lichaam omhoog. Niet bang zijn.' Het is alsof ik hem, nog niet zo lang geleden, leer fietsen in het Vondelpark.
'Je wordt grijs,' voegt hij er aan toe, zout in de wonden wrijvend. 'Doorzetten. Schiet nou op. Je houdt de groep op.'
De beloning voor deze onverantwoorde klauterpartij is groot. Boven ons verheft zich een monumentale Arch, een tientallen meters brede stenen boog over het ravijn, sierlijk en grillig als sigarenrook.


De Arch werd pas een paar jaar geleden per toeval ontdekt. 'Er moeten er nog tientallen zijn, verborgen in de ravijnen, in spelonken waar nog geen mens is geweest,' vertelt Murray. 'De Arches ontstaan door erosie. De wind blaast tegen de vinnen, beukt een gaatje in het zachte gesteente en in de loop van de tijd holt hij het gat verder uit, korrel voor korrel. Tot uiteindelijk de Arch instort. Als zandkastelen op het strand. Dit landschap verandert iedere dag. Het is nooit hetzelfde.'
Ik druk mijzelf tegen de rotswand en kijk omhoog. De Arch lijkt op een bril, twee enorme ronde gaten in het rode zandsteen. 'Een duikbril,' fantaseert mijn zoon. 'Net een onderbroek,' roept hij lachend. 'Een boxer short.'

* * *

Urenlang roeit Dorey de rubberen boot tegen de straffe wind in over de Clorado. Ze volgt het spoor van de stroom dat ze herkent aan het snel stromende witte schuim. 'Indianensop,' noemt ze het.
Op de noordoever rijst een zwartbruine rotswand honderden meter stijl omhoog. Links ligt de prairie. 'Malboro-land,' zegt ze en ik denk de rotsformaties te herkennen uit de sigarettenreclames.
In de prairie staan geïsoleerd enorme rotsformaties, loodrecht en afgeplat. 'Die rotsformatie heet "Priester met twee knielende nonnen". Verderop staat de "Bon Jovi-rots",' vertelt ze.
Op de achtergrond ligt het La Sal-gebergte, de Zoutberg.

 

 

'Toen de eerste Spaanse ontdekkingsreizigers hier kwamen midden in een snikhete zomer en die witte toppen in de verte zagen liggen, dachten ze dat het zout was. Wie verwacht er sneeuw in deze woestijn? Maar het is sneeuw en vannacht is er weer een verse laag gevallen. Niets lijkt wat het is,' zegt ze terwijl ze moeiteloos de roeispanen door het bruine water van de Colorado, zwaar van het zand, trekt. 'Dit is een fantasieland.'

* * *

We zijn alleen op de rivier. Geen kano, raft of dinghy kruist ons pad. 'Ik houd van de stilte,' zegt ze.
Ze werkt als riviergids in Moab, een toeristenstadje dat hoopt op betere tijden.
Mijn zoon zit stilletjes voor in de rubberboot. Hij had zich voorbereid op brullende watervallen en levensgevaarlijke rotspartijen zoals hij ze gezien had in de toeristenfolders en op de televisie thuis, in Amsterdam.
Dorey stuurt de rubberboot 'head on' een stroomversnelling in, zodat het water over ons heen slaat om hem te plezieren. Het water is ijskoud en hij glundert. 'Dit was categorie drie,' legt ze vriendelijk uit. 'Categorie vier is echt spannend. Bij vijf slaan we om.' Hij vraagt hoopvol of we een waterval categorie vijf zullen passeren. 'Niet op deze tocht,' zegt ze en hij kijkt teleurgesteld.

'Jonge mensen zoeken hun kicks in de watervallen,' zegt ze met een wijsheid die niet bij haar leeftijd lijkt te passen. Ze heeft de grote watervallen van de Colorado ('categorie zes') bedwongen en haar brevet gehaald maar ze heeft gekozen voor de rust van de Arches.

 


Ze maakt zich zorgen, zoals iedereen in het land, over het geweld dat jonge mensen in zijn greep heeft gekregen: de films, de videoclips, de computerspelletjes. De moordpartij op de middelbare school in Denver heeft het land in een diepe crisis gestort. 'De daders waren twee ogenschijnlijk doodnormale jongens, computerfreaks, white middle - class. Groot huis in de voorstad, eigen auto. Plotseling sloegen de stoppen door en drongen ze hun school binnen, zwaarbewapend. Iedereen die hun ooit had lastiggevallen en gekwetst, vooral de sportfanaten, werd vermoord. Lachend, grappen makend. Uiteindelijk pleegden ze zelfmoord. Iedereen is verbijsterd. Maar het is eerder gebeurd,' zegt ze. 'Niet op deze schaal weliswaar. Nu het wordt het nageaapt. Overal in het land dreigen weirdo's met soortgelijke acties. Iedereen in dit land kan vrijelijk wapens kopen. Vooral in Colorado.'

 

Ze wil niet terug naar Los Angeles, de stad waar ze geboren is, alhoewel ze haar moeder ermee zou plezieren. Ze vreest de grote stad en heeft bewust gekozen, zoals veel jonge inwoners van Moab, voor het romantische leven langs de Colorado: zomers de rivier, 's winters de besneeuwde berghellingen.
Ze vult de lange stiltes met anekdotes. 'Daar, bovenop die rotsformatie wilden ze een Chevrolet?reclame opnemen. Ze zetten met een helikopter de auto bovenop de rots. In de chevvy nam een beeldschoon fotomodel plaats. Schaars gekleed. De commercial zou vanuit een helikopter worden gefilmd. Plots stak er een enorme storm op, de helikopter ging er vandoor. Urenlang zat het fotomodel doodsbang bovenop de berg in de Chevrolet, zielsalleen. Einde commercial.'
Ze lacht. Maar voor Bon Jovi heeft ze geen sympathie. 'Hij wilde een clip opnemen bovenop een rotsformatie. Hij kreeg geen toestemming van Natuurbeheer. De Rangers vertelden hem dat hij een boete van veertigduizend dollar zou krijgen als hij zijn plannen zou uitvoeren. Bon Jovi trok zijn chequeboek en betaalde de boete ter plekke. Hij liet een onbeschrijflijke rommel achter op de set. Wekenlang hebben de bewoners van Moab de rotzooi opgeruimd. Nu heet deze rotsformatie voor straf de Bon Jovi - rots.'
'City Slickers is hier opgenomen,' vertelt ze plagend. 'Het decor staat er nog. De film gaat over mannen uit de grote stad die hier eens per jaar de cowboy komen uithangen, stieren berijden enzo....'
'En watervallen bedwingen,' vul ik aan.
'En watervallen bedwingen,' geeft ze toe. 'Die watervallen liggen verderop in de Colorado, bij de Grand Canyon.' Mijn zoon kijkt hoopvol. 'Maar daar is het druk en lawaaierig,' waarschuwt ze. 'Je rijdt in files langs de bezienswaardigheden. De tochten over de rivier zijn al jaren van tevoren uitverkocht.'
'Kick ass,' roept Ezra, die zijn Engels geleerd heeft uit computertijdschriften en de televisieserie South Park. En ik weet dat hij die nacht weer zal dromen van 'categorie vijf én zes.'

* * *

 


 

GEEN WINKEL, GEEN POMP, ALLEEN VERGEZICHTEN

Reisreportages uit Amerika

Gepubliceerd in TRAJECT van de VOLKSKRANT op 18 september 1999

 

 

Verscholen in het zuidoosten van Utah ligt het Nationale Park Natural Bridges. Geen winkels, geen benzinepomp, zelfs geen outpost. Alleen vergezichten en diepe canyons. Voor hikers en bikers is het Nationale Park Canyonlands in Utah eveneens een paradijs. Honderden kilometers trail voeren naar toverachtige rotsformaties. Deel twee van een driedelige serie over een tocht op en langs de Colorado-rivier.Het land lijkt verlaten, leeg als de maan.
'Wij krijgen een half miljoen bezoekers per jaar,' meldt Hank, grote, grijze baard, zwaar lijf in een roodgeblokt houthakkershemd, cowboyhoed. 'Maar ze verdwijnen in de natuur, in de ravijnen. Je ziet hier niemand, nooit.'
Hij hangt op de achterklep van zijn pick up, die gevuld is met een berg grint. Hij legt een voetpad aan naar een verlaten Indiaanse nederzetting, verderop in de heuvels. Hank heeft geen haast. Nooit gehad, zo te zien. Hij stort kiezelstenen op het hellende zandpad. 'Anders slijt het uit. Vanwege de toeristen. Erosie.'
Er is niemand te zien op deze snikhete lentedag in de woestijn van Utah, zelfs geen Indiaanse handelaar in kralen en kettingen. Alleen Hank en zijn pick up. 'Dit is het hoogseizoen,' meldt hij. 'Wordt snikheet in de zomer. Ondraaglijk. 110 graden Fahrenheit. Brengt je bloed aan de kook.'
Er rent een konijn over het voetpad. 'Machtig stil hier,' zegt hij.

* * *

Het Nationale Park Canyonlands in Utah is een paradijs voor hikers en bikers. Honderden kilometers trail voeren je door de canyons naar toverachtige rotsformaties zoals The Needles, The Maze en The Island in the Sky. Het park wordt doorsneden door de Green River en de Colorado en is een topattractie voor wildwatervaarders, die duizenden guldens betalen voor een meerdaagse tocht over de kolkende watervallen van de Green River.
Er lopen geen wegen door het park dat zo'n 1350 vierkante kilometer groot is, alleen karresporen en voetpaden. Maar de echter wandelaars en mountainbikers zoeken hun eigen spoor over de berghellingen.

Onze camping ligt buiten de toegangspoort van het park: Tracey's Needle's Outpost. Wij wanen ons in een filmdecor: de houten supermarkt, de veranda, de tochtdeur, de felgele benzinepomp.
Tracey kwam drie jaar geleden uit Santa Barbara, Californië naar Canyonlands en kocht haar outpost. 'Het leven is zwaar,' zegt ze opgewekt. 'Maar het land was goedkoop.'
Ze vult onze tas met Poolse worst voor de barbecue. En zonnecrème voor onze veel te rode neuzen.
'Het is een doodlopende weg,' verzucht ze. Ik kijk verbaasd. 'De weg, bedoel ik,' zegt ze gehaast. 'De toeristen mijden ons. Ze jakkeren over de 191 naar de Grand Canyon. Hier komen ze niet. Te afgelegen.'
Ze stopt een enorme zak marshmellows voor mijn zoon in de tas. En vergeet af te rekenen.
'Er is een douche,' adviseert ze. 'Maar weinig water. En geen elektriciteit. Nergens in Canyonland.'Urenlang zwerven we die middag langs de rand van de diepe, steile kloven, in vervoering door de sprookjesachtige steenformaties en de rode gloed die over de berghellingen en bizarre rotsformaties hangt.

 

Beneden, honderden meters diep, kronkelt een zijrivier van de Colorado door het ravijn, een smalle stroom lijkt het.
Als we terugkomen brengt Tracey ons een stapel hout voor het kampvuur. En een half blik benzine want ze heeft ons al ingeschat als city slickers. Ze leent mij een bijl om het hout klein te hakken en kijkt vertederd toe. 'Morgen maak ik een echt ontbijt voor jullie, jongens,' belooft ze. 'Roerei, gebakken aardappels, bacon, worstjes. A real western breakfast.'

* * *

Als betoverd zit mijn tienjarige zoon in de ondergaande zon naast het kampvuur en bereidt in stilte een maaltijd van worst en hamburgers.
Hij kent Amerika alleen van de televisie: de actiefilms waarin een mensenleven niet telt, de talkshow van Jerry Springer, vol gedrochten die overspel met hun schoonmoeder plegen, en erger, altijd erger.
Hier, in de onmetelijke ruimte van Canyonlands wordt hij verliefd op het Amerika dat hij niet kent: de natuur, de rust.

* * *

Diep verscholen in het zuidoosten van Utah ligt het Nationale Park Natural Bridges, 2000 meter hoog aan de Bicentennial Highway, even ten noorden van het Navajo-reservaat.
De weg is verlaten, geen winkels, geen benzinepomp, zelfs geen outpost. Alleen vergezichten en diepe canyons.
'We liggen ver van de bewoonde wereld,' vertelt Mike, de dienstdoende Ranger in het informatiecentrum van Natural Bridges. 'De toeristen stromen naar de Grand Canyon en negeren dit prachtige park.'
Het deert hem niet, het lijkt hem zelfs te plezieren. 'In de Grand Canyon stikken de toeristen in hun eigen uitlaatgassen.'
In alle rust stippelt hij een wandelroute voor ons uit door de ravijnen: 'Het is niet zo'n heftige tocht als door de Grand Canyon,' belooft hij ons. 'Maar je hebt het wonder voor je alleen.'

* * *

 

Het water in de rivier staat laag, de cactussen bloeien en de ratelslangen slapen.
Vroeg in de ochtend dalen wij af in de canyon. Hij is niet extreem hoog, zo'n 800 meter schatten wij, maar hij is nauw, steil en bochtig. Het is doodstil, geen hiker kruist ons pad, geen stem verstoort de rust.
We volgen dertien kilometer lang de bedding van de White River, langs sommige van de grootste natuurlijke steenbruggen in de wereld, pas een eeuw geleden ontdekt door goudzoekers, uitgeslepen door de rivier, eindeloos vergroot door de gezamenlijke krachten van zand en wind, water en ijs. En nergens, zo realiseren we ons, ligt een stukje papier langs het pad, een colablikje of ander menselijk vuilnis.

Het is een zware tocht. Soms moeten we tegen de rotswand opklauteren maar waar de helling echt steil wordt, hebben de Rangers houten ladders getimmerd of treden uitgehakt in de rotswand, zonder het landschap te verstoren, en met een zorg en liefde die de nobele doelstelling van de Nationale Parken - de natuur in ongerepte staat te bewaren voor het nageslacht -eer aan doet.
Enthousiast vertelt mijn zoon over zijn toekomstplannen. Hij wil iets doen met computers en genetische manipulatie. De mogelijkheden om het leven te beheersen en het menselijk ras te verbeteren door middel van DNA-onderzoek, fascineren hem.
Hij klimt moeiteloos over de rotsblokken en springt van steen naar steen over de rivier, vol optimisme over de toekomst en een maakbare wereld.
'Negenentwintig keer heeft de oceaan in de loop der tijden dit land overspoeld,' had Mike ons uitgelegd. 'En zo dit toverachtige landschap gevormd. En er is geen reden om aan te nemen waarom het in de toekomst niet opnieuw zal gebeuren.'
Ik voel mij nietig in dit majestueuze decor, gevormd door onbedwingbare oerkrachten en luister naar de toekomstplannen van mijn zoon.


* * *

's Avonds geeft Mike een lezing bij het kampvuur voor de bezoekers van het park, een tiental bejaarde Amerikanen dat het hele jaar in hun campers doorbrengt, de zon volgend.
Hij vertelt gedreven over de oorspronkelijke bewoners van het Park, de Navajo?Indianen, hoe ze woonden, leefden en het land bewerkten, één met de natuur en in harmonie met hun goden.
Het is een verhaal vol verloren gegane romantiek. En plots vraag ik mij af waar de Indianen gebleven zijn, waarom hun plek is ingenomen door deze bleke, bebaarde leptosoom, waarom de lezing beperkt blijft tot etnografische details over een verdwenen samenleving.


Het lijkt alsof Mike mijn irritatie aanvoelt. 'Toen Moeder Aarde de wereld schiep en vervolmaakte, bood zij de wijste en oudste man van de stam een kruik aan. Hij bevatte alle sterren en de wijze, oude man mocht ze één voor één aan de hemel plaatsen en een naam geven. Maar, zo waarschuwde Moeder Aarde, hij mocht nooit in de kruik kijken want dan zou er een grote ramp gebeuren.
De oude man ging aan het werk.
Maar er was ook een coyote,' vertelt Mike en het lijkt alsof hij zich rechtstreeks tot mij en mijn zoon wendt. 'En die prairiehond was nieuwsgierig en ongeduldig.
Toen de oude man een prachtige, heldere ster had geplaatst en haar de naam Venus gaf, en toen alle Indianen kwamen kijken, greep de coyote zijn kans. Hij haalde de deksel van de kruik en keek naar binnen. En zoals Moeder Aarde had voorspeld: er gebeurde een ramp. Alle sterren ontsnapten en vlogen naar de hemel. Daar staan ze nu? in grote chaos en de meeste zonder naam. Omdat de coyote zijn nieuwsgierigheid niet kon bedwingen.'

* * *

'Je kunt de Grand Canyon ook benaderen over het water,' vertelt Mike ons de volgende dag. Ongeveer 100 kilometer ten zuiden van Natural Bridges begint Lake Powell, een enorm stuwmeer dat een deel van de canyons de afgelopen jaren onder water heeft gezet.
We rijden naar Hall's Crossing, de meest noordelijke havenstad aan het gigantische meer en rijden 'het andere Amerika' binnen: vulgair en schreeuwerig. 'Jerry Springerland,' volgens mijn zoon.
De camping aan de oever van het meer staat vol trailers. Iedereen lijkt te pronken met zijn Powerboats en zijn pk's.
Wij parkeren onze camper naast 'een trailer-met-tv'. Onze tafel is ingepikt door de buren om de schotelantenne op te monteren. Excuses worden niet aangeboden. De veel te dikke eigenaar in lichtgevend paars trainingspak, negeert ons en poetst onverstoorbaar zijn Corvette op. 'Rules ? NO RULES' staat er op zijn Fiesta Vee 260 Powerboat.

* * *

ADEMBENEMEND UITZICHT, MAAR NERGENS RUST

Reisreportages uit Amerika

Gepubliceerd in van de VOLKSKRANT op 25 september 1999

 

Sinds Hollywood het Navajo-landschap ontdekte en tot filmdecor verhief, jakkeren de toeristenbussen over de Interstate 160 naar de Grand Canyon. Die is goed voor vijf miljoen toeristen per jaar. 'Maar het uitzicht blijft onbeschrijflijk mooi. Deel drie en slot van een serie over een tocht op en langs de Colorado-rivier.

 

Urenlang rijden we door een enorm filmdecor, vol dramatische rotsformaties die uit de prairie omhoogrijzen.
Het is heet en stoffig in Navajo land, het enorme Indianenreservaat op de grens van Utah met Arizona. Dit is 'het land dat de blanke niet wilde toen hij "het westen" veroverde,' vermeldt onze reisgids, 'omdat hij het waardeloos achtte.' Dus was het goed genoeg voor de oorspronkelijke bewoners van Amerika: de Indianen, de Navajo, de Hopi's.
Tot Hollywood, in de jaren dertig, het landschap ontdekte en John Ford, John Wayne en Clint Eastwood het verhieven tot filmdecor.

 

Nu jakkeren de toeristenbussen over de Interstate 160 naar de zuidrand van de Grand Canyon. Soms stoppen ze langs de kant van de weg en maken de toeristen collectief een foto van een van de indrukwekkende rotsformaties die ze herkennen uit de vele cowboyfilms. Of ze kopen gehaast wat souvenirs bij het stalletje van Chief Yellowhorse die zijn nering al lang van te voren langs de snelweg aankondigt met het bord 'Friendly Indian Ahead'.

 

 

De Navajo dorpen herinneren mij aan de townships in Zuidafrika: kleine blokkendozen waar het stof omheen jaagt, in een onvruchtbaar landschap, kaal en bar.
Langs de weg ligt een Indianenmarkt vol kapot gewassen, versleten kleren en krakkemikkig meubilair. Zelfs de naam van de markt 'Crossroads' herinnert aan de uitzichtloze armoede in de krottenwijken van Zuidafrika.

 

Mijn tienjarige zoon die de kaart leest, heeft niets met Indianen en cowboys. Hij is van de computergeneratie. Zijn speeltuig is de Uzi en de raketwerper, niet de pijl en boog. Zijn helden leven in de driedimensionale fantasiewereld van het Playstationspel, niet op de prairie van Arizona. Bruce Willis is zijn held, niet Old Shatterhand. Hij blaast in zijn fantasiewereld nucleaire reactoren op. Hij heeft nog nooit een postkoets overvallen.

* * *

 

Wij rijden in een file van bussen en campers naar de South Rim van de Grand Canyon. 'Ieder jaar bezoeken meer dan vijf miljoen toeristen dit wereldwonder,' leest mijn zoon voor uit de reisgids. Hij huivert. Hij haat het massatoerisme, vertelt hij, de lange rijen voor de attracties, de snauwende stewardessen in de overvolle chartervluchten naar Gran Canaria. 'De Noordrand is rustig,' vertelt hij. 'Daar komen bijna geen toeristen.' Hij kijkt mij smekend aan. Impulsief verlaat ik de file en rij terug naar het noorden, naar Page, de toegangspoort naar de North Rim, weg van het massatoerisme. Plotseling is de weg weer uitgestorven, op een enkele zwaarbepakte mountainbiker na die zich tegen de berghellingen opvecht.
Page ligt naast een enorme dam in de Colorado-rivier. Ten noorden van de dam ligt Lake Powell, een gigantisch stuwmeer, driehonderd kilometer lang en met meer dan drieduizend kilometer kustlijn. Het meer werd aangelegd in de jaren vijftig en vernoemd naar de eerste blanke man, John Wesley Powell, die de Colorado bedwong en het land in 1869 in kaart bracht.
Lake Powell is nu één van de nieuwste toeristenattracties van Amerika, duur maar uniek. De huur van een motorboot kost minimaal vierhonderdenvijftig gulden per dag, een eenvoudige 'houseboat' (geschikt voor tien personen) kost meer dan drieduizend gulden per week, de luxe versie kost bijna tienduizend gulden per week.

* * *

We huren een motorboot in de jachthaven, 18 feet lang, 115 pk sterk en we varen oostwaarts door de ondergelopen canyons naar de Rainbow Natural Bridge, de grootste natuurlijke steenbrug ter wereld.
Hoge, grillige rotsformaties steken uit het meer omhoog. Urenlang dwalen -en verdwalen- we door de ondergelopen ravijnen. Vaak lopen ze dood, altijd zijn ze uitgestorven. Er groeit niets op de rotswanden, er is geen enkel teken van dierlijk of menselijk leven.
Onze kaart klopt niet, of wij kunnen niet navigeren, en als de wind aanwakkert, zoals iedere middag, verdwijnen de boeien in de schuimkoppen.
Uiteindelijk vinden we, diep verscholen in een canyon, de Rainbow Bridge. Er zijn geen andere toeristen, zelfs geen souvenirverkopers en wij hebben het wereldwonder voor ons alleen.
De terugtocht is levensgevaarlijk als de storm in kracht toeneemt en het windscherm van onze speedboat kapot beukt. Wij zijn alleen op het immense meer. Wij schuilen in de 'Last Chance Creek' en wachten tot de storm gaat liggen.
Bij het vallen van de avond rijden we verder naar de North Rim van de Grand Canyon. Het landschap is adembenemend en geheel verlaten. Ilse deLange is een hit op 'radio Southern Utah'.
We stoppen in Lee's Ferry op de oever van de Coloradorivier. Vanuit Lee's Ferry, niet meer dan een kantoor van de plaatselijke Ranger en een telefooncel, vertrekken de rafting trips over de Colorado door de Grand Canyon: de kortste tocht duurt drie dagen en kost minimaal twaalfhonderd gulden per persoon, de langste trip kost meer dan vijfduizend gulden, duurt twaalf dagen en is al jaren van te voren volgeboekt.
'De North Rim is wegens zware sneeuwval gesloten,' vertelt Bill Gates, de plaatselijke Ranger. Hij verwijst ons naar de South Rim. 'Het is druk daar,' geeft hij toe. 'Toen ik er werkte, in het begin van de jaren negentig, kwamen er per jaar twee miljoen toeristen. Nu al meer dan vijf miljoen. Takes away the fun,' zegt hij met een Oklahomo-accent. 'Maar het uitzicht blijft onbeschrijflijk mooi. Ondanks de files. You guys got to go there. Je bent nu al zo dichtbij. You're so close.'

* * *

De parkeerplaats bij het toeristenbureau op de South Rim is afgeladen. Een eindeloze stoet toeristen loopt in een rij langs de zuidrand van de Grand Canyon. Ze lopen over een keurig tegelpad, ook geschikt voor rolstoelen. Om de paar meter staat een bankje. Ze drommen samen rond de souvenirstalletje en het Arizona Steakhouse, het fototoestel en de verrekijker om de hals.
Het is een koude, winderige dag in het voorseizoen.
De toevloed van toeristen is zo groot dat de asfaltweg langs de Grand Canyon voor personenauto's is afgesloten. Vanaf het toeristenbureau vertrekt iedere zeven minuten een milieuvriendelijke shuttlebus naar de uitkijkposten langs het ravijn. De toeristen stappen uit, maken een foto en nemen, zeven minuten later de bus naar het volgende viewpoint.
Het uitzicht is inderdaad adembenemend, maar nergens is er rust.

 

Rust, zo vertellen ze op het toeristenbureau, is er alleen op de bodem van het ravijn. Het is een wandeltocht van meer dan twintig kilometer maar die tocht, zo waarschuwt de Ranger ons, is alleen geschikt voor zeer ervaren wandelaars want 'hij is zo zwaar als het lopen van een marathon op het heetst van de dag. Vooral de terugtocht is slopend.'

 

Wij kiezen voor de relatieve rust van de Oostrand. Het uitzicht is hier minder spectaculair dan op de South Rim maar er is in ieder geval plek achter het dranghek waar de toeristen gezamenlijk wachten op de zonsondergang.
Rechts van ons ligt de prairie van Arizona, recht voor ons snijdt de Colorado het landschap open en buigt vlak voor voeten, achthonderd meter in de diepte, scherp af naar het westen.
Alle toeristen wachten gehoorzaam achter het dranghek, de camera in de aanslag. Alleen mijn zoon ontvlucht de groep. Hij klimt over het hek en loopt zonder angst naar de punt van een rotsblok. Hij verdwijnt uit het zicht en komt tientallen meters verderop weer tevoorschijn. Onbevreesd gaat hij in de ondergaande zon op een rotsblok zitten, hoog boven de rivier, ver van de toeristen, stil en met ontzag vervuld, tot uiteindelijk de zon verdwijnt en de nacht valt over de Grand Canyon.

* * *