Reisreportages uit Egypte

 

EGYPTE'S ELFDE PLAAG

 

Gepubliceerd in TRAJECT van de VOLKSKRANT op 2 december 2000

 

 

Duizenden jaren bleef het landschap van Egypte onveranderd. Het massatoerisme heeft alles veranderd. De eeuwenoude graven gaan schuil achter dikke rijen luxe cruiseschepen en tientallen bussen. Het spel van loven en bieden om toeristen geld uit hun zak te kloppen is verhard tot keiharde afzetterij, en de stank van dieselolie verdrijft de geur van de kebab.

Gerard Jacobs, voormalig correspondent van de Volkskrant in de Arabische wereld, keert na twintig jaar terug naar Egypte.

 

De overval wordt snel en vakkundig uitgevoerd.
Argeloos fietsend, laverend tussen de toeristenbussen en toeterende taxi's, ben ik op zoek naar 'het oude pontje' dat de lokale bevolking voor een paar dubbeltjes overzet naar de westoever van de Nijl. Maar de Corniche langs de Nijl is de afgelopen vijfentwintig jaar onherkenbaar veranderd, volgebouwd met hotels, de kade afgeladen met luxe toeristenboten.

 

Behulpzaam wijst een jochie in een vuile galabiye mij de weg, door een wirwar van straatjes, vol opdringerige verkopers. Hij holt voor mij uit, tussen het huisvuil door, springend over het bouwafval. Beneden aan de kade ligt een vrolijk geverfde motorboot. 'De ferry,' zegt het joch trots. 'De oude ferry is opgeheven. Dit is de boot van mijn broer. Ik zet je over. Voor 20 pond (veertien gulden).' Hij grijpt mijn fiets en loopt het water in. 'No ferry,' roept hij over zijn schouder. 'Kom, mister. Dit is een goede boot.'

 

Er is geen weg terug. Mijn fiets staat al aan boord, de motor wordt gestart en het is te warm voor een lange discussie, een nieuwe ronde in het eindeloze gebakkelei over prijzen en geld dat de reiziger in Egypte tot wanhoop drijft.

Vol trots op zijn vangst vaart hij de boot naar de overkant en meert hem af in het riet. 'Hier is het huis van mijn broer,' zegt hij voldaan. De kamelen wachten al op klandizie, de thee staat klaar.
Ik had, na al die jaren in Egypte, beter moeten weten.

Ik word meegesleept naar het huis, vier muren van klei en stro, zonder dak. Rifah is zijn naam en ik ben zijn vriend. Luid scheldend jaagt hij de andere kinderen weg die komen aanstormen op zoek naar werk en aalmoes.

 

Ik ben op zoek naar Emtau, een ezeldrijver op de westoever van de Nijl, de 'dodenoever', waar de farao's begraven liggen. Emtau 'overviel en ontvoerde' mij vijfentwintig jaar geleden en tijdens lange tochten op zijn ezel door de suikerrietvelden en de dorpen langs de Nijl, werd hij mijn vriend.
'No Emtau,' beweert Rifah beslist als hij de thee inschenkt. Hij heeft zijn eigen kamelen en ezels voor een tocht naar de Koningsvallei. Zijn eigen boot. Routineus dreunt hij de prijzen op die hij rekent voor een excursie. Als ik aandring stuurt hij een neefje het dorp in om Emtau te zoeken. Maar ik weet het al: Emtau is onvindbaar, ziek of dood. Ik heb een nieuwe vriend. En ontsnappen zal moeilijk zijn.

* * *

 


Luxor is veranderd. Het onverharde pad dat van de landingsplaats van het pontje door de velden naar de koningsgraven leidde, is nu geasfalteerd. Nog steeds worden westerse toeristen, verkleed als Lawrence of Arabia, op de kamelen gehesen, maar nu lopen ze in een eindeloze rij schokkend over het asfalt, in de berm geduwd door langsrazende bussen en taxi's.

De twee kolossale beelden van Memnon die de toegang tot de tempel van Hatsjepsut en de Koningsvallei bewaakten, lijken ineengeschrompeld, net als de tempel van Karnak die 25 jaar geleden door zijn afmetingen een verpletterende indruk op mij maakte. Nu worden de eeuwenoude monumenten omringd door hoogbouw, luxe hotels, geasfalteerde parkeerplaatsen voor de aircobussen, eindeloze hordes toeristen. Zij lijken ineengeschrompeld en hun grandeur is verdwenen.
Overal zijn wegversperringen, bemand door elitetroepen van het Egyptische leger die moslimfundamentalisten, die enkele jaren geleden een bloedbad aanrichtten onder een groep toeristen in Luxor, op afstand moeten houden.
De horizon wordt nu gedomineerd door minaretten die uittornen boven de tempelcomplexen.

 

Opgenomen in DROOMREIZEN,

de beste Nederlandse en Vlaamse reisverhalen van 2000.

Duizenden jaren bleef het landschap onveranderd. In een paar jaar tijd, sinds de vrede met Israel werd getekend, is de stad onherkenbaar veranderd, ten prooi gevallen aan het massatoerisme. Zes rijen dik liggen de luxe cruiseschepen aan de kade, tot zover het oog rijkt. Tientallen bussen blokkeren het zicht op de eeuwenoude graven. De geur van kebab en suikerriet is verdreven door de stank van dieselolie. De stilte verstoord door het geronk van airco's.
Wat bleef, zijn de gidsen, de mannen en jochies, die je pad blokkeren, aan je sjorren en trekken, hun diensten aanbieden, schaamteloos het geld uit je zak kloppen. Het eeuwenoude spel van loven en bieden met een duidelijke code waardoor beide partijen hun respect konden tonen en bewaren, is verhard tot botte afzetterij, vol irritatie en minachting. De overdekte markt heeft zijn charme verloren, de taxichauffeurs en sjacheraars hun eergevoel. Het is vervelend maar begrijpelijk, want net als Emtau probeert ook Rifah wanhopig zijn familie te onderhouden, geld te verdienen om een vrouw te kunnen kopen, een dak op zijn huis te bouwen. Want de armoede in de dorpen rondom Luxor is niet veranderd, nog steeds leeft het grootste deel van de Egyptische plattelandsbevolking beneden het bestaansminimum en worden de jongen mannen naar de toeristencentra gestuurd om geld te verdienen.

 Nog nooit kwamen er zoveel toeristen naar Egypte, ondanks de dreiging van terroristische aanslagen. Maar het geld blijft hangen bij de touroperators en slechts een enkele piaster sijpelt door naar de bevolking in de dorpen rondom Luxor.

* * *

Hij droeg een bijna onnavolgbare geschiedenis met zich mee. Geboren in Irak, opgegroeid in Egypte, gevlucht naar Palestina in 1948. Direct na aankomst in het Beloofde Land, moest hij rechtsomkeer maken om de nieuw opgerichte staat Israël te verdedigen tegen zijn buurjongens uit Alexandrië.

Drie oorlogen voerde Shalom Cohen als soldaat in het Israëlische leger. De laatste in 1967 toen hij als tankcommandant de Sinaï veroverde op het Egyptische leger en als één van de eerste Israëlische soldaten het Suez-kanaal bereikte en zich ingroef, niet ver van de plaats waar Mozes het water van de Rode Zee deed splijten.In 1978 kwam hij in het gevolg van de Israëlische premier Menahim Begin naar Egypte op zoek naar vrede. In een opwelling smokkelde ik hem het land in.

De geheime dienst volgde ons op de voet maar greep niet in, bang voor een diplomatiek incident. Samen reisden wij langs de Nijl zuidwaarts naar Luxor, gadegeslagen maar niet gehinderd door de moekhabarat. In Luxor huurden wij een zeilboot maar wij kregen nooit toestemming om uit te varen. Dagenlang lagen wij aan de kade onder het wakend oog van de politie. Zelfs de bedelaars meden ons. Het werd een uitputtingsslag en uiteindelijk accepteerden we dat Shalom Cohen niet welkom was in het land waarin hij opgroeide en keerde hij stilletjes terug naar Israël en bespaarde zo de Egyptische autoriteiten gezichtsverlies.

Acht jaar later, in 1986 toen de vrede getekend was, reisden we samen naar Alexandrië op zoek naar verre familie. Samen bezochten we de synagoge Eliahu Navi. Ooit woonden er meer dan 30.000 joden in Alexandrië. Nu drukt Shalom diep ontroerd een keppel op mijn hoofd en tot onbeschrijflijk enthousiasme van de paar overgebleven, stokoude joodse mannen vormen wij zo, voor het eerst in jaren, een groep van tien volwassen mannen en mag de Thora te voorschijn gehaald worden en een publieke gebedsdienst gehouden worden - ook al was ik geen jood. Maar Shaloms God was geen scherpslijper, zei hij. Zijn God was een god die verzoende. En op die verzoening had hij veertig jaar gewacht, vechtend in de frontlinies.

* * *

Sharm el Sheikh is een kunstmatige nederzetting, gebouwd op de zuidpunt van de Sinaï. Een lange wandelboulevard loopt langs de baai, comfortabel geplaveid met natuursteen. Links liggen de luxe hotels zij aan zij, het Hilton, Marriot, Mövenpick, rechts het zandstrand vanwaar de toeristenboten vol duikers en snorkelaars vertrekken naar de koraalriffen in Ras Mohammed.
In 1982, toen de Israëlische troepen zich terug begonnen te trekken uit de Sinaï (een proces dat nog steeds niet is voltooid tot grote woede van de Egyptenaren), was er in Sharm el Sheihk een jeugdherberg, een camping en een eenvoudig 2-sterrenhotel. Nu is de kust over een lengte van tientallen kilometers volgebouwd met 5-sterrenhotels, die tegen afbraakprijzen strandvakanties aanbieden.
Gewapende militairen bewaken discreet de toeristen. De toegangswegen naar het stadje zijn afgezet met wegversperringen. Het is er rustig en schoon: er zijn geen Egyptische kinderen die routineus bedelen om een aalmoes, geen straatventers die je de weg versperren, zoals in Luxor of rond de piramides.
Sharm el Sheikh is een enclave vol westerse toeristen, te duur en te decadent voor de Egyptenaren zelf.

Volgens de wet, is het strand 'publiek domein'. Maar de hotels hebben het zandstrand in bezit genomen. Over een afstand van meer dan 5 kilometer vind ik slechts één stukje publiek strand: 14 meter breed, slechts begroeid met een paar afgestorven palmbomen. Meer lijkt ook niet nodig: er wonen geen Egyptische families in Sharm el Sheikh, alleen hotelpersoneel.
De voertaal is engels, of Duits, Italiaans of hebreeuws. Geen Arabisch. De cultuur is westers, Europees: veel pizza's en roodverbrand vlees in tanga-slips.Ik lees op het strand, omringd door een groep luidruchtige Italianen en Israëli's, het hilarische boek van Joris Luyendijk over Egypte: 'Een goede man slaat soms zijn vrouw'.

 

Luyendijk studeerde halverwege de jaren negentig een jaar aan de universiteit van Cairo en hij beschrijft gedetailleerd hoe zijn Egyptische leeftijdsgenoten, opgehitst door de staatspropaganda en het onderwijs, zich keren tegen het westen en terugvallen op de Islam in de overtuiging dat zij, volgelingen van de profeet Mohammed, moreel superieur zijn aan de westerlingen.

 

Een groep oudere Egyptenaren, dagjestoeristen uit Cairo, loopt aarzelend tussen de ligbedden en parasols het strand op. Zij zijn volledig gekleed. De vrouwen dragen jurken tot op de enkels, het hoofd bedekt met een kleurige sjaal. Zij kijken strak voor zich uit, gegeneerd door al het bloot, de topless zonaanbidsters. Zij schuifelen verlegen rond, als bezoekers van een andere planeet, vreemdelingen in hun eigen land dat na veel strijd heroverd werd op de Israëli's en binnen luttele jaren weer verloren werd aan de touroperators.
Uiteindelijk druipen ze af. Er lijkt geen plaats voor hen op het strand. Eén familie blijft achter. Zij loopt volledig gekleed de zee in, gevolgd door het kindermeisje, die haar sluier omhoudt terwijl het water van de Rode Zee tot haar middel komt.
Ik ga naar mijn hotel. Op de satelliettelevisie roept op de Egyptische staatszender de muezzin de gelovigen op tot het gebed en leest hij lang en monotoon voor uit de Koran. Hij heeft concurrentie van een pornokanaal, 69Xtv waarop blonde vrouwen zichzelf geluidloos bevredigen: 'Bel 0056903837 voor hete Arabische praatjes. Discretie verzekerd.' Geen mannen, geen sex. Alleen masturbatie. En een lange lijst websites voor 'meer, veel meer sex'. * * *

 

Egypte worstelt nu de oorlog voorbij lijkt en miljoenen westerse toeristen jaarlijks over het land uitzwermen, met zijn identiteit: Arabisch of Egyptisch, westers of islamitisch.
Eén van de meest besproken onderwerpen in de Egyptische pers is de aanvraag van Amal Abdel Ghani om benoemd te worden tot maadhoen, de religieuze official die huwelijken registreert en echtscheidingen uitspreekt.

 

Amal abdel Ghani is een vrouw, 32 jaar oud en ongesluierd. Haar man steunt haar aanvraag 'zolang zij haar plichten als vrouw blijft vervullen.'
De reacties zijn negatief. 'Het is geen werk voor een vrouw,' beweert dr.Mohammed Yoessef Wared, professor in islamitische studies aan de Ein Shamsuniversiteit in Cairo. 'Vrouwen zijn emotioneel zwak. Er is geen bewijs in de islamitische wetgeving dat vrouwen het beroep van maadhoen mogen uitoefenen. Integendeel, een vrouw mag zelfs geen getuige zijn bij een huwelijk.'
Ieder jaar worden in Egypte een half miljoen huwelijken voltrokken en 116.000 echtscheidingen uitgesproken. Er zijn 7.817 maadhoens in Egypte. 340 Maadhoens hebben een graad in het islamitisch recht, 800 hebben een middelbare schooldiploma, de rest heeft geen opleiding afgemaakt.
Amal abdel Ghani is juriste en werkt al 10 jaar als advocate. Maar zij is niet gekwalificeerd om het vak van maadhoen uit te oefenen. 'In de Koran zegt God dat een vrouw half de waarde heeft van een man,' beweert haar eigen broer Hamdi. 'Dat betekent dat de getuigenis van een man voor de rechtbank twee keer zoveel waard is als die van een vrouw. Een maadhoen past de wet van God toe, dus is het onmogelijk dat de maadhoen een vrouw is.'
'Het is een farce,' beweert prof Wared. 'Een maadhoen komt, vooral bij echtscheidingen veel geheimen te weten. Die geheimen zijn niet veilig in de handen van een vrouw. Vrouwen kunnen geen geheimen bewaren.'


* * *

De oorlog op het slagveld tegen Israël -'de speerpunt van het decadente westen'- lijkt voorbij. Maar in de hoofden van veel Egyptenaren lijkt hij nog immer voort te woeden.
De toon in alle discussies, in alle krantencommentaren is nog immer verongelijkt en defensief: tegenover de rijke Arabische olielanden, het technologisch superieure westen of het onverslaanbare Israël. Zelfs het genereuze Amerika, dat jaarlijks miljarden dollars in de Egyptische economie pompt, wordt gewantrouwd en verketterd. Alsof de tijd heeft stilgestaan, de strijd nog lang niet gestreden is.'Het westen hanteert een dubbele standaard', beweert Al Ahram, de belangrijkste krant van Egypte, op een dag dat de chamsiem over de Sinaï raast en het opstuivende zand de hemel verduistert. 'In het westen mag je het bestaan van God ontkennen, het geloof publiekelijk afzweren. Maar in die landen die de vrijheid van meningsuiting zo luid propageren is er één onwrikbaar taboe: gij zult de Holocaust niet in twijfel trekken.'

 

Uitvoerig beschrijft Al Ahram 'de zaak David Irving, de Britse historicus die 'de Holocaust ontkent' en beweert dat 'Auschwitz geen Nazi-dodenkamp was maar een soort Disneyland, gebouwd voor toeristen na 1948'. David Irving werd, tot grote ontsteltenis van Al Ahram, afgebrand in de westerse pers als 'een leugenaar en een racist'. Zijn boek werd uit de handel genomen. 'Hoe is dit mogelijk?' vraagt Al Ahram zich af. 'In landen waar het is toegestaan om het bestaan van God te ontkennen? Het bewijst opnieuw,' zo schrijft Al Ahram 'hoe groot de macht van de joodse en zionistische lobby in het westen is.'

Ik klim de Jebel Moesa op, de berg waar Mozes de tien geboden ontving en in gesprek met God 'de hoekstenen van de westerse beschaving legde. De wind snijdt in mijn gezicht als ik de 3.000 treden beklim die een monnik ooit als boetedoening in de wand van de berg heeft uitgehakt. De stilte wordt slechts verstoord door het gehuil van de wind en mijn ademhaling, hard en onregelmatig in de ijle lucht. Boven op de berg kampeert een groep Israëlische toeristen, dik aangekleed zitten ze in de avondschemering rond een kampvuur te wachten op de zonsondergang.


Uitkijkend over de woeste bergtoppen, staande op de plek waar Mozes goed en kwaad scheidde, herinner ik mij de woorden van Shalom Cohen, de Israëlische soldaat, die zijn leven lang hoopte en streed voor verzoening, uitgesproken tussen de resten van verbrande Israëlische en Egyptische tanks en pantserwagens, hier niet ver vandaan, in de valleien van de Sinaï die zich nu, in een hallucinerend landschap, voor mij uitstrekken: 'De Egyptenaren joegen ons het land uit. Maar ik heb altijd gehoopt en geloofd dat wij op een dag vreedzaam zouden kunnen samenleven in het Midden-Oosten.'
Mozes had nog een lange weg te gaan. * * *