Frente POLISARIO De
oorlog in de Westelijke Sahara

|
| Gepubliceerd
in de Haagse Post op
19 februari 1977
|
Ze laten
ons dagenlang wachten, zonder uitleg, zonder excuses. Iedere avond serveren ze
rijst met kamelenvlees, taai als de tijd. Ze hebben liever niet dat we de tent
zonder begeleiding verlaten. Het is voor onze eigen veiligheid, beweren ze.
Lusteloos wachten we op wat komen gaat. We raken eraan gewend, aan het eindeloze
wachten, aan de mannen met kalashnikovs die de tent in en uit lopen en die zich
belangrijk voordoen omdat ze een missie hebben. Maar op een avond, als we de hoop
al hebben opgegeven, komt Chariff onze tent binnen. 'U bent bereid?' vraagt hij.
Hij knielt bij het lage tafeltje in het zand en vouwt een leeg vel papier
uit naast de olielamp.
|
| 'Schrijf
in uw eigen handschrift een brief aan de Algerijnse regering en de regering van
de Republiek van de Arabische Democratische Sahara: Ik neem alle verantwoordelijkheid
op mij voor mijn reis naar de bevrijde gebieden van de Sahara.'
Hij dicteert
langzaam, in zijn beste Frans, dat hij leerde aan de Sorbonne waar hij wiskunde
studeerde voordat zijn vaderland hem riep: 'Indien ik gedood word, gewond raak,
verdwaal of gevangen genomen word, draag ik zelf de verantwoordelijkheid.'
'Hier
je naam,' zegt hij. 'En de datum. 25 Januari 1977. Vannacht vertrekken we,' vervolgt
hij. 'Maak jezelf klaar.' |
Ik
vraag waar we heen gaan.
Hij schudt zijn hoofd. 'Dat is geheim.'
Ik zeg
dat hij onredelijk is. Hoe kan ik mijn leven wagen als ik niet weet waar we heen
gaan?
Hij haalt zijn schouders op.
'Hier tekenen,' herhaalt hij.
Ik vraag
hoe laat we vertrekken.
Hij schudt weer zijn hoofd en ik vrees dat hij geniet
van het pokerspel dat hij met me speelt, van de macht die hij uitoefent. 'Dat
is geheim,' herhaalt hij. 'Maak je maar klaar.'
Ik zeg dat ik weiger om onder
deze omstandigheden te vertrekken.
Hij lacht. Hij weet wel beter. 'Vanaf nu
leeft u, eet u en slaapt u als de guerilla's.'
Zijn toon belooft weinig comfort.
Ik
teken, langzaam, weloverwogen. Ik heb geen keus. * * * Het is de
tijd van de revoluties, van de strijd voor 'de legitieme en onvervreemdbare rechten',
van de jonge, westerse idealisten die de kant van de gewapende strijd kiezen en
zich aanmelden in de kantoortjes van de bevrijdingsbewegingen om opgeleid te worden
tot stadsguerilla, de periode van vliegtuigkapingen, gijzelingen en bomaanslagen,
het tijdperk van de grote slogans en zwaar aangezet taalgebruik. |

| In
een uithoek van Afrika vecht het Frente Polisario voor een onafhankelijke republiek én voor wereldwijde erkenning, voor publiciteit. Marokko heeft in 1975
de westelijke Sahara bezet toen de Spaanse kolonisten deze fosfaatrijke zandbak
verlieten. Een deel van de bevolking vluchtte naar het buurland Algerije en leeft
nu in vluchtelingenkampen vanwaaruit het Polisario een guerilla-oorlog voert tegen
de Marokkanen.
Het is een exotische oorlog, zoals er in die dagen zovele woeden:
Goed tegen Kwaad, onvervreemdbare rechten tegen geo-politieke belangen. Ik heb
geen twijfels aan het historische gelijk van het Polisario.
|
Het
wachten in het tentenkamp aan de rand van de oude slavenstad Tindouf in het Algerijnse
deel van de Sahara valt mij soms zwaar, maar twijfels kennen wij niet, het kleine
groepje journalisten uit Nederland en Spanje, dat volgens het Polisario als eerste
westerlingen toegelaten zal worden tot de bevrijde gebieden, om aan de wereld
te bewijzen dat het Polisario heer en meester is in de Sahara. Dus ik schrijf
en teken op mijn hurken bij het licht van de olielamp: 'Indien ik gedood word,
gewond raak, verdwaal of gevangen genomen word, draag ik zelf de verantwoordelijkheid.'
Alsof ik geen keus heb. * * * |
| Rond
Tindouf, in het uiterste zuidwesten van Algerije liggen tweeëntwintig vluchtelingenkampen.
'Ons leven is nooit gemakkelijk geweest,' vertelt een van de vluchtelingen. 'Wij
zijn nomaden. We trokken altijd achter onze kudde aan op zoek naar water en gras
voor onze schapen, geiten en kamelen. |
We
trokken rond tussen Algerije, Marokko, Mauretanië, de westelijke Sahara en
soms, als de regen lang uitbleef, trokken we zover als Soedan of Senegal. We verkochten
ons vee in Timboektoe, Tindouf of Marrakech. Het leven was hard maar we hadden
onze vrijheid. De Marokkanen en Mauretaniërs hebben nu ons land bezet en
proberen ons te dwingen ons nomadenbestaan op te geven en ons te vestigen in de
steden. Daarom zijn we hier naar de kampen gevlucht. Ze hebben ons gebombardeerd
met napalm, ze hebben ons vee vermoord, de jonge mannen gevangen genomen. Hier
in Tindouf is geen voedsel voor onze beesten, geen water. Maar het ergste is:
we zijn onze vrijheid kwijtgeraakt.'
Chariff leidt me rond door de kampen.
De wind waait ongenadig over de vlakte, zwaar beladen met zand dat je gezicht
pijnigt. Nergens is er beschutting tegen de zon. |
| De
meeste vluchtelingen hebben, volgens Chariff, al hun bezittingen op de vlucht
verloren. Nu wonen ze in tenten die ze van het Internationale Rode Kruis hebben
gekregen maar het tentzeil is niet bestand tegen het klimaat, tegen het scherpe
zand dat door de snijdende wind wordt meegedragen. |
Het
voedsel voor de ongeveer honderdduizend vluchtelingen komt van de internationale
hulporganisaties, maar de aanvoer is onregelmatig en onvoldoende. 'Er is gebrek
aan vlees en verse groente,' vertelt hij. 'De zwangere vrouwen en de zuigelingen
hebben gebrek aan melkprodukten. De vluchtelingen zijn erg verzwakt door het gebrek
aan vitamine en proteïne en een onschuldige ziekte als mazelen of buikloop
heeft vaak een dodelijke afloop.'
Overal in het kamp worden scholingsbijeenkomsten
gehouden. Vrouwen, kinderen en oude mannen zitten in een kring. De jonge mannen
zijn aan het front, vertelt Chariff, die hoogst ongelukkig is met zijn baan als
begeleider van de internationale pers. |
| Hij
brengt me naar een stenen gebouwtje in het grootste kamp waar 7000 vluchtelingen
verblijven. Het is het enige ziekenhuis in de regio, twee zaaltjes met ieder acht
bedden. 'In de andere kampen hebben we alleen een tent voor de zieken,' vertelt
hij. 'Er is één gediplomeerde verpleger en een achttal "verplegers
in opleiding". Samen beschikken ze over één oud, Spaanstalig
medisch handboek.' 'De Spaanse bezetters hebben de medische zorg totaal
verwaarloosd,' vertelt de gediplomeerde verpleger, die door Chariff als dokter
wordt aangesproken. 'Er is niet één gediplomeerde arts onder ons
volk. We roeien met de riemen die we hebben en langzaam krijgen we de situatie
onder controle. Maar we leven van dag tot dag. In december was er bijvoorbeeld
geen melkpoeder en veel zuigelingen zijn toen gestorven.'
|
'Hier in de kampen wordt de bevrijdingsoorlog gewonnen,' beweert Chariff. 'We
geven de bevolking onderwijs, politieke vorming. We leren ze saamhorigheid en
we activeren ze om hun rechten te verdedigen. De bewustwording van de vrouw staat
centraal. Onder de Spaanse bezetting werd de vrouw totaal genegeerd. Hier in de
kampen krijgen ze de verantwoordelijkheid waar ze recht op hebben. De vrouwen
vormen een onschatbaar potentieel voor onze bevrijdingsstrijd. Die strijd is niet
alleen militair maar ook cultureel: we moeten onszelf bevrijden van het opgelegde
patroon van onderdrukking en uitbuiting van het ene individu door het andere.'
|
| Hij
praat in slogans, in voorgekookte communiqué's. Hij is geïrriteerd
als ik hem op de zwaar gesluierde vrouwen wijs die in een kring rond een activist
van het Frente Polisario luisteren naar een eindeloze tirade tegen het imperialisme,
die door de leiding van het Frente Polisario in Algiers is opgesteld. |
Die
sluiers dienen ter bescherming tegen de wind en het zand,' beweert hij. 'Onze
vrouwen zijn geëmancipeerd,' en hij brengt me terug naar mijn tent waar ik
moet wachten tot het sein komt dat ik mag afreizen naar de bevrijde gebieden.
* * *
We vertrekken met drie landrovers, volgeladen met guerilla's,
jongelui nog, en voegen ons bij een konvooi vrachtwagens dat volgens Chariff in
de woestijn op zoek gaat naar vluchtelingen die proberen te ontsnappen aan de
Marokkaanse bezetters en die naar de kampen rond Tindouf zullen worden gebracht. |
| Ik
reis in het gezelschap van een Spaanse collega, die ook bezield is met revolutionair élan, eigen aan die tijd, maar versterkt door de euforie over de dood van
zijn eigen dictator, de onsterfelijk geachte Franco, en vermengd met een schuldgevoel
omdat Spanje dit heldhaftige volk der Saharouis uitgeleverd heeft aan de Marokkaanse
koning. |
We rijden de eerste zandheuvels
over, schuin tegen de steile toppen op, soms met de wielen los in de lucht als
de jeep de kam neemt en weer naar beneden duikt. 'We gaan naar het westen,' zegt
Carlos monter. Hij wijst naar de sterrenhemel waar ergens volgens hem de Grote
Beer de richting aangeeft.
Ik ben slecht voorbereid op dit avontuur en weet
niet in welke richting de Grote Beer wijst. Ik realiseer me dat ik afhankelijk
ben van Chariff om mijn weg tussen deze zandduinen, die steeds steiler en talrijker
worden, te vinden. Ik ben niet gerust. En het is ijskoud. Ik wikkel me in een
deken maar vind weinig comfort achter in de wild bonkende jeep.
Carlos doorbreekt
de stilte. Hij is vergeten een snoertje mee te nemen om de flitser op zijn camera
aan te sluiten. Hij vraagt Chariff of hij de komende dagen ergens zo's snoertje
kan kopen. Chariff haalt zijn schouders op.
'Weet je zeker dat we naar het
westen gaan?, vraag ik me hardop af. 'Of rijden we in cirkels rond het kamp?'
Mijn gebrek aan vertrouwen valt slecht bij Chariff. 'We gaan naar het westen,'
zegt hij beslist. 'Dwars door bevrijd gebied. Als het moet breng ik je naar de
Atlantische Oceaan.' Ik besluit om mijn lot in zijn handen te leggen. |
| Langzaam
wordt het licht en de zandheuvels maken plaats voor een eindeloze steenvlakte.
Plotseling stoppen de jeeps. Chariff heeft een duif gezien en hij grijpt zijn
kalashnikov. Hij legt aan, schiet en mist. Hij vloekt en probeert het opnieuw.
Hij mist weer. De andere guerilla's beginnen nu ook op de weg vluchtende duif
te schieten. Chariff wordt ongeduldig en klimt over ons heen en draait het machinegeweer,
dat achter in de jeep gemonteerd is, in de richting van de duif. Het lawaai is
oorverdovend, de duif wordt geraakt maar er rest slechts een enkele veer. |
Chariff
haalt zijn schouders op en we rijden verder in de richting van de bergen. 'We
moeten ons verbergen voor de vliegtuigen,' legt hij uit. 'Voor een hinderlaag
van de Marokkanen hoef je niet bang te zijn. Als ze ons zien, sluiten ze snel
hun ogen. Ze zijn te bang om te vechten. De Marokkanen hebben zich in de steden
verschanst. Wij zijn heer en meester in het open terrein.'
We stoppen aan
de rand van een verlaten oase, eigenlijk niet veel meer dan een paar doornige
struiken op de harde rotsbodem. We bakken brood. Het deeg wordt tien centimeter
onder de grond gestopt en bedekt met zand. Daar bovenop komen de resten van het
houtvuur. We plukken boontjes die aan de struiken groeien. Sommige planten en
bloemen blijken eetbaar. |
| Af
en toe komt er een groepje guerilla's langs. Ze zijn erg jong, mannen en vrouwen
door elkaar. Ze vertellen het laatste nieuws, drinken een kop sterke, zoete thee
en na een korte groet vertrekken ze weer.
Chariff komt trots naar het houtvuur
toe. Hij heeft een slang gevangen en met veel zorg wordt het beest, niet langer
dan een onderarm, gevild en op een spies boven het houtvuur geroosterd. |
Hoffelijk
biedt hij een stuk aan. Ik sla het aanbod af en beperk mij tot brood, thee en
mariakoekjes, een gift van een Zweedse hulporganisatie. We proberen te slapen.
Ik rol me op in mijn dunne deken tussen Chariff en een andere guerilla, onder
de beschutting van een doornstruik.
Rond het kampvuur luisteren nog wat guerilla's
naar een uitzending van Radio de Vrije Sahara. Eindeloos lijken de discussies
door te gaan, slechts onderbroken door het gezang van vrijheidsliederen. Chariff
heeft weinig lust om te vertalen maar de thema's zijn duidelijk en universeel:
het Vaderland, de Islam, Democratie, Socialisme. 'De Islam is de hoeksteen,' vertaalt
Chariff slaperig. 'Islam is identiek aan socialisme en democratie. Wij willen
niet alleen ons eigen vaderland bevrijden,' vat hij de discussie samen. 'Wij willen
ook het Marokkaanse en Mauretaanse volk bevrijden van hun tirannen en van de agenten
van het imperialisme.'
Ik val in slaap en als ik na een hazeslaap wakker word
ben ik tot op het bot verkleumd en drijfnat van de dauw. Het brood is op. We drinken
thee en eten mariakoekjes. |
| We
rijden verder, bij daglicht. Westwaarts, concludeer ik uit de stand van de zon.
Ik reken uit dat we in de richting van Amgala rijden, een oase in de westelijke
Sahara, halverwege de afstand van Tindouf naar de Atlantische Oceaan. Ongerust
tuur ik de hemel af, op zoek naar Marokkaanse verkenningsvliegtuigen. |
Plotseling
komen er drie landrovers op ons af. 'Wees niet bang,' bezweert Chariff. 'Het zijn
strijders van het Front.'
We stoppen. De landrovers zijn afgeladen met guerilla's,
minstens vijfentwintig mannen en vrouwen. Ze voeren kort overleg en dan stapt
de leider van de eenheid op mij af, een oudere man met een dikke, warme overjas,
een sjaal om zijn hoofd gewikkeld en op blote voeten in sandalen.
'Wat wilt
U?' vraag hij kortaf maar vriendelijk.
Hij stelt zich niet voor en wacht op
mijn antwoord.
Ik vraag wat hij bedoelt.
Hij kijkt verbaasd naar Chariff.
'U bent journalist? U maakt foto's?'
'Je kunt kiezen,' legt Chariff uit. 'Aan
de andere kant van de heuvel ligt Amgala. De Marokkanen hebben zich in de stad
verschanst. Wij gaan ze aanvallen. Zodat je foto's kunt maken.'
Ik kijk naar
de aanvoerder.
'We kunnen aanvallen met de jeeps,' stelt hij voor. 'We rijden
op de Marokkanen af en u zit in de voorste jeep en maakt foto's.'
|
| Ik
vraag wat het alternatief is.
'We kunnen de Marokkanen ook beschieten met mortieren.
Hier, vanachter de heuvelkam. Wat wilt u?'
Ik vraag of deze beschieting een
militair doel dient.
'We vallen de Marokkanen ieder dag aan,' beweert de aanvoerder.
'Maar vandaag doen we het speciaal voor u.' Hij wacht geduldig op mijn antwoord.
Ik kies voor een mortieraanval.
Ontspannen halen de guerilla's de lanceerinrichting
uit een van de landrovers. Ze lachen en maken grappen terwijl ze een kuil graven
in de kiezelbodem. De lanceerbuis wordt schuin in het gat geplaatst. Het uiteinde
wordt op een statief gemonteerd.
'Bent u gereed?' vraagt de aanvoerder.
Ik
knik.
|
'Er zit niemand
achter die heuvels,' zeg ik cynisch tegen Carlos. Ik ben bang en dat is geen gemoedstoestand
waarin het plezierig is gebruikt te worden. 'Het is fake, propaganda, show.'
Maar
de teerling is geworpen.
Chariff heeft nu het hoogste woord. Hij wil de eerste
granaat afschieten en op de foto. Hij wikkelt zijn lange witte sjaal opnieuw om
zijn hoofd en hangt een kalashnikov over zijn schouder.
'Klaar?' roept hij
enthousiast en de eerste mortier verdwijnt met een oorverdovende knal over de
heuveltop.
'Nog één?' roept hij enthousiast.
Ik knik. Ik
vrees dat de eerste foto door de oorverdovende knal is bewogen. |
| De
tweede granaat wordt gelanceerd. En een derde. Ik maak wat groepsfoto's terwijl
de mortieren nu in hoog tempo worden afgeschoten. Ik ga op mijn rug onder de lanceerbuis
liggen en probeer foto's te maken van de vertrekkende granaten met de lachende
gezichten van de guerilla's op de achtergrond. Ik vergeet mijn angst, mijn cynisme.
Ik ben, zo houd ik mijzelf voor, aan het werk. |
De
Marokkanen schieten terug. Een paar honderd meter verder slaat de eerste Marokkaanse
granaat in.
'Ze weten niet waar we zitten,' zegt de aanvoerder geruststellend.
'Nog één?'
Ik knik weer. |
| De
Marokkanen beginnen nu in hoog tempo terug te schieten en de granaten komen steeds
dichterbij.
'Bent u klaar?' vraagt de aanvoerder. Hij wacht geduldig op mijn
antwoord. 'Heeft u genoeg foto's?'
'Meer dan genoeg,' zeg ik als een Marokkaanse
granaat op een paar meter van ons af inslaat.
'Dan stel ik voor dat we ons
terugtrekken,' zegt hij kalm en wacht op mijn antwoord. |
De
guerilla's gooien de lanceerinrichting achter in de landrover en rustig rijden
we weg, de mortieren ontwijkend.
'Maak je niet ongerust,' zegt Chariff. 'Ze
zullen ons niet achtervolgen. Ze komen de oase niet uit. En voor vliegtuigen hoef
je ook niet bang te zijn. We hebben de afgelopen twee maanden tien Marokkaanse
en Mauretaanse vliegtuigen neergeschoten. Ze laten ons met rust.' |
| We
stoppen, niet ver van de oase en maken thee. Carlos wil nog graag wat actiefoto's
maken van de guerilla's. Ze schikken hun uniformen en gaan in het zand liggen.
Als gekken beginnen ze op een paar verdorde boompjes te schieten. Door de lens
ziet het er levensecht uit. De boompjes worden tot splinters geschoten en Carlos
verruilt al snel zijn camera voor een kalashnikov. Hij vraagt of ik een foto van
hem wil maken, vurend op de vijand. |
Misschien
ben ik voor de gek gehouden en word ik gebruikt voor een propagandastunt, denk
ik.
Ik ben moe, vuil en geïrriteerd door de show die de guerilla's opvoeren,
krijgshaftig poserend met hun AK-47's. Misschien zijn we 's nachts naar het oosten
gereden, diep Algerije in en rijden we overdag naar het westen. Misschien zitten
we nog steeds in de buurt van Tindouf en hebben we, voor de foto's, op een ander
groepje Polisario strijders geschoten.
Ik ga in het warme zand liggen en val
in slaap. * * * |
| Op
het einde van de middag trekken we verder. Opnieuw westwaarts. Chariff brengt
ons naar een uitgebrand vliegtuigwrak. Trots kijkt hij me aan en loopt voor me
uit tussen de brokstukken door.
'Dat was de piloot,' zegt hij en wijst op
het verkoolde lichaam dat in het wrak ligt.
'Neem een foto,' beveelt hij. |
'Op
27 december openden drieënvijftig Mauretaanse voertuigen de aanval op onze
posities tussen Smara en Bir Mogreib.' Hij praat alsof hij een bulletin voorleest.
'Na drie dagen moest de vijand zich terugtrekken. Op 1 januari kwamen ze terug,
nu gesteund door twee vliegtuigen van het type Hunter. Eén vliegtuig wordt
neergeschoten. De commandant van de Mauretaanse colonne wordt gedood.' |
| Hij
haalt een plastic tasje uit zijn zak en toont mij de identiteitskaart van de commandant.
Nauwkeurig spreidt hij een stapel Mauretaanse en Marokkaanse identiteitskaarten
uit op de grond tussen de wrakstukken van het vliegtuig. 'Neem een foto,' beveelt
hij weer. 'Als bewijs dat wij heer en meester zijn in de Sahara.' |
Hij
wacht tot ik mijn werk heb gedaan. Af en toe herschikt hij de geplastificeerde
kaarten, allemaal voorzien van een pasfoto, naam en adres.
'We dwingen de Mauretaniërs
opnieuw om zich terug te trekken. Ze bedekken het bloed van hun gesneuvelde kameraden
met zand. Alle sporen worden uitgewist,' vervolgt hij.
Hij roept twee van
onze begeleiders, die op een afstandje staan te wachten op zijn teken. 'Die jongens
waren erbij,' zegt hij trots. 'De agressor vertelt dat alles rustig is in de westelijke
Sahara, dat het Frente Polisario niets voorstelt. Dat Marokko en Mauretanië de situatie volledig onder controle hebben.'
Ik begrijp wat hij bedoelt maar
hij legt het toch nog een keer haarfijn uit, terwijl hij naast het verkoolde lijk
van de Mauretaanse piloot staat. 'Ze vrezen de internationale publiciteit die
hun leugens zal ontmaskeren en de realiteit zal onthullen.' Hij haalt diep adem.
'Luister naar het verhaal van deze strijders.' |
| 'Na
deze veldslag komen de Marokkanen. Drieduizend soldaten proberen de wrakstukken
van het vliegtuig weg te halen. Veertien dagen lang leveren we strijd.'
'Vertel
over de Marokkaanse commandant,' beveelt Chariff. 'De Marokkaanse commandant sneuvelt
als hij zijn manschappen met stokslagen probeert te dwingen om op te rukken. De
Marokkanen strijden te voet. De agressor verliest liever tien soldaten dan één
voertuig. De Marokkanen vrezen ons. Hun moraal is heel laag. Na veertien dagen
trekt de vijand zich terug naar Smara en Bir Mogreib. Sindsdien hebben ze de steden
niet meer verlaten.'
Chariff glundert. 'Hier ligt het bewijs,' zegt hij. |
Ik
vraag waarom de piloot niet begraven is. Waarom zijn verkoolde lijk nog tussen
de wrakstukken ligt.
Chariff haalt zijn schouders op. 'Om je te laten zien
dat we de situatie onder controle hebben.'
Ik vraag hoeveel soldaten van het
Polisario tijdens de veldslag gesneuveld zijn.
'Dat is geheim,' zegt hij.
Ik dring aan.
'We verliezen meer manschappen door auto-ongelukken en ketsende
geweren dan in de confrontatie met de vijand,' beweert hij stoer. 'Voor het einde
van het jaar zullen we ook de steden bevrijd hebben. De positie van de Marokkanen
is onhoudbaar.' * * * |

Opgenomen
in Aan de andere kant van de heuvel Uitgeverij
Contact | We rijden verder, levend op een
rantsoen van thee en mariakoekjes. We zijn uitgepraat. Het revolutionaire élan
is vervangen door honger en kou, door cynisme.
Door slaap overmand doezel
ik achter in de jeep weg, niet langer geïnteresseerd in de rijrichting of
de rol van de vrouw in de revolutie, zelfs niet langer bevreesd voor vijandelijke
vliegtuigen. Plotseling maakt Chariff mij hardhandig wakker. De jeep staat
boven op een zandheuvel. 'Regardez,' zegt hij trots en hij wijst glunderd naar
de watermassa die zich voor mij uitstrekt.
'De Atlantische Oceaan. Geen fata
morgana,' zegt hij lachend. 'Geen propaganda. De oceaan. We zijn gearriveerd.
Neem een foto.' Ik gehoorzaam. We keilen steentjes in de branding. Ik proef
het zoute water.
'Waar zijn we?' vraag ik.
'Bij de oceaan,' zegt Chariff
monter. 'Dat is alles wat je hoeft te weten. Schrijf het op. Het Frente Polisario
beheerst de Sahara, van Tindouf tot aan de Atlantische Oceaan. Vertel het aan
de wereld. Wij zijn de rechtmatige eigenaars van het land.'
|
Ik
zeg dat ik naar huis wil. Hij gaat akkoord.
'We nemen maar één
extra jeep mee ter bescheming,' zegt hij lachend. 'Voor het geval we autopech
krijgen.'
* * * |
|
|
|