Pousada's van Portugal

Zin mei 2008

 

Verzot op de heroïsche verhalen van de grote ontdekkingsreizigers en geboeid door de tragische liefdesgeschiedenis van een onaantrekkelijke prinses en een versmade minnares reizen we door Portugal.

We verwennen ons zelf en logeren in Pousada’s, die prachtig gerestaureerde, historische monumenten waarin de Portugese geschiedenis tot leven komt.


Zacht klinkt Gregoriaans gezang door de gangen en gewelven van het eeuwenoude klooster als we naar het restaurant lopen. Gewijde muziek. Hoge, ruwstenen muren, spaarzaam verlicht. Ik waan mij in de Middeleeuwen. En laat mij betoveren. In het midden van het restaurant staat een enorme eeuwenoude tafel van massief graniet, afgeladen met het dessert. In een van de muren bevinden zich twee grote, zwartgeblakerde stookplaatsen. ‘Vroeger was dit de keuken van het klooster,’ vertelt Graça Pinto, de manager van de Pousada Santa Maria do Bouro, als zij bij ons aanschuift voor het diner. ‘Een paar jaar geleden was het nog een ruïne. Het dak was eraf, herders lieten hun schapen grazen op de binnenplaats, dorpelingen hielden een barbecue in de kerk. De afgelopen jaren hebben wij het klooster gerestaureerd.’

Zij staat op en neemt ons vol gepaste trots mee naar de binnenplaats, die sprookjesachtig wordt verlicht door kaarspotten, ondersteund door een enkel spotlicht. De sinaasappelbomen staan in bloei. ‘Al in de 13 e eeuw woonden hier kluizenaars, en later ook monniken,’ vertelt ze. ‘Cisterciënzers, een nogal strenge orde. Ze leefden in cellen, hier rondom de binnenplaats. Ze hadden geen namen en geen contact met de buitenwereld. Ze liggen begraven onder de plavuizen in deze galerij.’

Wij staan, vertelt ze licht geamuseerd, bovenop het graf van ‘broeder nummer 8’.

In de 19 e eeuw werden de kloosterordes in Portugal verboden en ontbonden, en hun bezittingen genationaliseerd, legt Graça Pinto uit. De gebouwen raakten in verval. Maar de afgelopen jaren worden steeds meer kloosters – én kastelen, burchten en abdijen – gerestaureerd en omgevormd tot luxe, kleinschalige hotels: de Pousadas de Portugal.

Deze Pousada Santa Maria do Bouro, in het hoge noorden van Portugal, is een van de laatste aanwinsten in de keten van inmiddels meer dan 50 hotels die verspreid over het hele land liggen.

 

 

Ik weet geen betere manier – én plezieriger of comfortabeler – om door Portugal te reizen dan een tocht dwars door het land, van klooster naar kasteel, van burcht naar abdij. Iedere Pousada heeft een opmerkelijke geschiedenis en een eigen karakter. We zullen er tijdens onze reis meer dan 20 bezoeken.

We beginnen in Guimarães, de bakermat van het Portugese rijk, in de Pousada Santa Marinha da Costa, hoog in de heuvels met uitzicht op het middeleeuwse kasteel in het centrum van de zorgzaam gerestaureerde stad. Het is een oud klooster. ‘Ergens in de11 e eeuw moet het gesticht zijn,’ vertelt de manager Maria de Jesus Patrao die ons rondleidt door de Pousada. ‘Maar de Moren hadden hier al een nederzetting voordat ze werden verdreven in de 9 e eeuw,’ verzekert zij ons. Zij laat de cellen zien van de monniken, die tijdens de restauratie 20 jaar geleden werden samengevoegd en nu zijn ingericht als luxe suite. De bedden zijn in bruikleen van het Nationale Museum. Ze dateren uit de 18 e eeuw en zijn dus wat kort van maat. De schilderijen zijn zelfs nog ouder.

 

We drinken als de zon ondergaat, thee op ‘het terras van de monnik Jeronimos’, naast een klaterende fontein en met uitzicht over de stad. De muren zijn betegeld met scènes uit de Portugese geschiedenis, de azulejos.

Ik vraag Maria de Jesus Patrao of zij de geschiedenis kent van Inês Pires, de geliefde van koning João I, de grondlegger van het Portugese rijk. Het is een prachtig liefdesverhaal waarover ik hoorde op een vorige reis door Portugal.

Ze schudt haar hoofd. Ze kent haar naam, Inês Pires. Maar ze heeft geen details.

 

 

Ze stuurt ons behulpzaam naar Belmonte, een stadje niet ver van de Spaanse grens. Daar woont nog een grote Joodse gemeenschap,’ vertelt ze. ‘Er is zelfs een museum over de Joden.’

“Bent u één van hen,’ vraagt ze. Als ik aarzel zegt ze met schroom: ‘Vanwege uw familienaam.’

‘Nee, ik ben niet Joods,’ antwoord ik uiteindelijk.

‘Ik ook niet,’ zegt ze gehaast. ‘Althans, niet nu. Vroeger wel. Zoals zoveel Joden in Portugal. Wij zijn bekeerd. Al heel lang geleden. Misschien was Inês Pires één van hen.’

 

 

Maar eerst bezoeken we in Lissabon het Museu de Marinha, het Zeevaartmuseum.

‘ Hoe kan het dat het kleine Portugal zo’n belangrijke rol heeft gespeeld in de wereldgeschiedenis?’ vraag ik aan onze gids, Luitenant ter Zee Bruno Neves. ‘En dat uitgerekend Portugese zeelieden de wereld ontdekten?’

‘Wij waren echt niet beter, niet slimmer of moediger dan andere volkeren, ‘ beweert Neves bescheiden. ‘Wij hadden gewoon het tij mee.’

We bewonderen het standbeeld van Hendrik de Zeevaarder in de monumentale hal van het museum. Prins Hendrik wordt algemeen beschouwd als de initiatiefnemer van de Europese ontdekkingsreizen. En met ontzag lopen we langs de replica’s van de karvelen, die onvoorstelbaar kleine scheepjes waarmee ontdekkingsreizigers zoals Vasco da Gama en Bartolomeu Diaz langs de kust van Afrika voeren en Kaap de Goede Hoop rondden en zo de weg naar Indië en de specerijeilanden ontdekten. En waarin Pedro Alvares Cabral landde op de kust van Brazilië. ‘Deze mannen legden de basis voor het Portugese rijk,’ vertelt Neves vol bewondering en trots. ‘Sommigen hadden de zee nog nooit gezien. Schaapherders waren het vaak, uit de bergen. En toch scheepten ze in op die kleine boten. Angstaanjagende tochten moeten het geweest zijn. Twee eeuwen lang heersten we op zee, van Nagasaki tot Brazilië. Onvoorstelbaar, toch? Anderhalf miljoen Portugezen die de wereld veroverden. Maar toen werden we verslagen door de Spanjaarden, de Engelsen en natuurlijk die vermaledijde Hollanders. Wij waren een klein land. Wij hielden de strijd niet langer vol. Maar wij hebben bewezen,’ zegt hij trots, ‘dat de mens zijn eigen toekomst kan bepalen en vormgeven. Dat is voor mij de allergrootste verdienste van de ontdekkingsreizigers. Dat is de kern van de renaissance.’

Hij stuurt ons naar Batalha, naar het Mosteiro de Santa Maria da Vitória – ‘één van de mooiste monumenten in Portugal’, verzekert hij ons - waar Hendrik de Zeevaarder en zijn ouders begraven liggen in de Capela do Fundador.

 

We overnachten in de Pousada in Obidos, een geheel gerestaureerd middeleeuwse stadje gebouwd binnen de muren van een eeuwenoud kasteel. De Pousada, die geldt als een van de mooiste hotels ter wereld, heeft maar 9 kamers. In de toren – het is een hele klim – is een kamer ingericht voor wie wil slapen als een vorst.

 

Koning João I en zijn vrouw Philippa van Lancaster – de ouders van Hendrik de Zeevaarder - liggen opgebaard in een zijkapel van het monumentale klooster.

Het is een ontroerende liefdesgeschiedenis. Philippa was devoot, belezen en deugdzaam. Maar ze was – zacht gezegd - geen schoonheid en vele Europese prinsen hadden, zo gaat het verhaal, geweigerd haar te trouwen. Haar vader, Jan van Gent, dwong João echter met Philippa te huwen. In ruil zou Engeland Portugal steunen in de strijd met Spanje. En hij zou het armlastige Portugal in ruil voor zijn dochter een financiële lening geven. João, die verwikkeld was in een eindeloze oorlog met Spanje, kon niet weigeren. Maar João – zelf een bastaard – had al een geliefde: Inês Pires. En samen hadden zij twee jonge kinderen: Afonso en Beatrice. Na de huwelijksinzegening met Philippa vertrok João onmiddellijk naar de moeder van zijn kinderen. Maar de wraak van Philippa was zoet: toen João weer eens ten strijde trok tegen de Spanjaarden liet zij Inês Pires gevangen nemen en verbannen naar een afgelegen streek in de bergen. De kinderen, Afonso en Beatrice, groeiden op aan het Portugese hof. Het verhaal gaat dat Philippa uiteindelijk het hart van João I wist te winnen. Samen kregen zij nog 9 kinderen, waaronder Hendrik de Zeevaarder. Nu ligt het koningspaar hier in het imposante klooster in Batalha samen opgebaard, hand in hand. Niemand weet hoe het afgelopen is met Inês Pires. Althans, niemand kan – of wil - het ons vertellen.

 

Wij reizen over de hoogvlakte de Serra da Estrela naar Belmonte. Het sneeuwt licht en het vriest als we overnachten in de Pousada in Manteigas op 1600 meter hoogte. Als de zon de volgende morgen eindelijk doorbreekt en de mist optrekt hebben we een fabuleus uitzicht, oostwaarts over de vallei. ‘De lente is laat,’ verzucht de manager. Maar als we later op de dag – het is 1 mei – de hoogvlakte afdalen naar Belmonte staan beneden op de hellingen die zijn begroeid met olijfbomen, de goudgele en witte brem in bloei, ruikt het land naar lavendel en draagt de meidoorn bloesem.

Wij logeren in het prachtige Nossa Senhora da Esperança in Belmonte, een oeroud klooster, wonderschoon gerestaureerd in 2000. De kerk doet dienst als lounge, de sacristie is omgebouwd tot bar.

 

‘Vroeger woonden er inderdaad veel Joden in Belmonte en omgeving,’ vertelt Liliane Andrade Silva, de manager van deze exquise Pousada. ‘Toen de Joden verdreven werden uit Spanje, in 1492, nadat de katholieke koningen Spanje eindelijk hadden heroverd op de Moslims, vluchtten ze naar Portugal. Hier waren ze welkom,’ vertelt ze als ze ons naar de oude stad stuurt. ‘Althans, voor een heel korte periode.’

 

Belmonte wordt gedomineerd door het kasteel van de Cabrals en de witgepleisterde RK-kerk waarop trots wordt verkondigd dat Brazilië, ontdekt in 1500 door Pedro Alvares Cabral, ‘500 jaar is geëvangeliseerd’.

In een van de nauwe straatjes staat een nieuwe synagoge en verderop, niet ver van het standbeeld van Cabral waar Portugese toeristen zich laten fotograferen, ligt het Joods museum. Binnen is het doodstil. Wij zijn de enige bezoekers. Al na vier jaar, in 1496, werden ook de Joden in Portugal gedwongen zich te bekeren tot het christendom. Wie weigerde, moest vertrekken. Duizenden joden vluchtten, vaak noordwaarts, naar Vlaanderen en Holland, of naar Istanbul en het Ottomaanse Rijk. Anderen lieten zich dopen. De bekeerde Joden in Belmonte, de conversos, hielden hun gebruiken echter stiekem in ere – ook in de tijd van de Inquisitie. Tot 1974 leefden de Joden in het geheim, vermomd als christenen, vertelt de curator van het museum. Crypto-Joden worden ze nu genoemd. In 1997 werd de synagoge geopend. Het museum ruikt nog naar verf.

 

We blijven zoeken naar een spoor van Inês Pires. Zuidwaarts, in de Alentejo, in het stadje Vila Viçosa dat is gebouwd temidden van marmermijnen en geurende sinaasappelboomgaarden, bezoeken we het imposante Paleis van de Hertogen van Bragança.

Tijdens onze wandeling door het paleis, waar ook de koninklijke slaapkamers zijn opengesteld voor het publiek, blijkt dat de nakomelingen van Inês Pires eeuwenlang in Portugal hebben geregeerd, tot de monarchie in 1910 werd afgeschaft. In de grootste zaal is het plafond beschilderd met afbeeldingen van de grondleggers van de Bragança dynastie. Maar Inês Pires ontbreekt. ‘Natuurlijk,’ zegt de gids verwonderd over mijn vraag. ‘In deze zaal hangen Hertogen en Koningen.’ Ook hij heeft geen informatie over de arme vrouw, die waarschijnlijk haar laatste levensjaren in een klooster doorbracht.

 

We logeren in de aangrenzende Pousada: de Real Convento das Chagas de Cristo. ‘Het klooster werd gesticht in het begin van de 16 e eeuw door een van de Hertogen van Bragança voor de dochters uit zijn tweede huwelijk die helaas geen geschikte echtgenoot van nobele geboorte konden vinden,’ vertelt Domingos Lameiras, de aimabele manager van de Pousada.

Hij biedt ons de ‘suite do astrónomo’ aan, twee luxe kamers boven elkaar, toegankelijk via een marmeren trap en met uitzicht over de rode pannendaken van Vila Viçosa op de sterrenhemel. ’s Avonds laat hij een fles champagne bezorgen en een computeruitdraai: Lameiras heeft op internet de naam van Inês Pires ontdekt op een lijst met Sefardische joden. Waarschijnlijk was ook zij een converso, een bekeerde jodin, en dat zou kunnen verklaren waarom haar naam zo zelden genoemd wordt in de geschiedschrijving en er zo weinig over haar bekend is. Zelfs haar sterfdatum is ongewis.

 

Wij slapen die nacht onder satijnen lakens. De muur van de slaapkamer in ‘de suite van de sterrenkundige’ is beschilderd met een eeuwenoud fresco die Maria’s Onbevlekte Ontvangenis verbeeldt.

 

 

TIP:

GUIMARÃES

. Bezoek in de bakermat van de Portugese geschiedenis het Paço dos Duques de Bragança, in het centrum van de oude stad. Gebouwd door de ‘onwettige zoon’ van Inês Pires, Hertog Afonso. En ga naar de Salao dos Passos Perdidos: de Zaal van de Verloren Voetstappen. Hier moest je wachten – blijkbaar vaak tevergeefs – op een audiëntie met Afonso.

Aan de muur hangen schitterende replica’s van de enorme Pastrana muurtapijten die gemaakt werden om de inval in Marokko en de Overwinning op de Moren – ‘de kleine Kruistochten’ - te vieren. Het is, realiseer je je in de Zaal van de Verloren Voetstappen - een eindeloze strijd tussen christenen en moslims die al sinds de 8 e eeuw woedt. Met steeds weer kerende kansen.

 

TIP:

SAGRES

. Vanuit de Pousada do Infante heb je een prachtig uitzicht op Kaap São Vincente en dus op O Fim du Mundo - het Einde van de Wereld.

Hier in de baai wachtten de schepen op gunstige wind voordat zij vertrokken op hun ontdekkingsreizen en hier zou volgens de overleveringen Hendrik de Zeevaarder zijn beroemde Zeevaartschool hebben gehad. ‘Onzin,’ beweert Bruno Neves. ‘Er is nooit een Zeevaartschool geweest.’ En Hendrik de Zeevaarder koos volgens zijn biograaf, Peter Russell, slechts tweemaal het ruime sop. En verder dan de noordkust van Marokko is hij nooit geweest. De ontdekkingsreizen zijn omgeven met vele mythes maar zeker is wel dat Prins Hendrik vanuit de Algarve de Portugese ontdekkingsreizen organiseerde – én de lucratieve slavenhandel met West-Afrika startte.

 

 

 

LEESTIP

 

Fernão de Magalhães voer als eerste rond de wereld – maar overleefde de tocht niet. Hij vocht, vóór hij op zijn noodlottige ontdekkingsreis vertrok in 1519 mee in de slag om Azamor tussen de Portugezen en de Moren. Hij droste, viel in ongenade bij het Portugese hof en zocht zijn heil in Spanje waar hij wel toestemming kreeg om de westelijke passage naar Indië te zoeken.

Laurence Bergen schreef een prachtig boek over het leven van Magalhães: Over de Rand van de Wereld.

Mijn favoriete boek over Columbus die ook (terecht overigens) afgewezen werd door het Portugese hof: “De laatste reis van Columbus” door Klaus Brinkbäumer en Clemens Höges.

De beste biografie van Hendrik de Zeevaarder en de Portugese ontdekkingsreizen werd geschreven door Peter Russell: Prince Henry ‘the Navigator’ A Life .

 

 

TIP:

Natuurlijk stoppen we langs de kant van de weg als we een schaapherder zien in het land – en maken foto’s. Oude mannen op bankjes, sinaasappelverkoopsters in de berm van een bergweg, straatvegers, oude vrouwen vaak zwart gekleed, ze zijn altijd en overal een geliefd object voor de camera.

Maar in de ‘suite do astrónomo’ in Vila Viçosa begin ik aan het boek Fado Alexandrino van António Lobo Antunes – en kan het, onder het wakende oog van de Heilige Maagd – niet meer wegleggen.

Lobo Antunes beschrijft het leven van vier mannen die zijn teruggekeerd uit de Portugese koloniale oorlogen in Afrika. Het is een rauw, prachtig geschreven boek. Ik kijk nu met andere ogen tegen ‘die fotogenieke mannen bij het standbeeld van Cabral’ aan – een generatie die diende in Mozambique, Angola of ‘een andere hel op aarde’. En ook tegen die in het zwartgeklede vrouwen in Belmonte die moeizaam tegen de heuvel opklommen: een generatie die zonen baarde die het ineenstortende Portugese wereldrijk moesten redden – maar dat niet deden.

 

De mooiste Pousada ?

Grard kiest voor de Pousada do Convento da Gra ça in Tavira aan de Algarve – een sfeervol stadje zonder hoogbouw en met heel veel Moorse invloeden. Zij viel voor de warme mediterrane kleuren, het okergeel en het licht op de binnenplaats van de Pousada.

Ik werd verliefd op Amares, en vooral op het restaurant. Maar ook op Crato, op de lounge in de refter en op het gebruik van ultramodern design in deze eeuwenoude abdijburcht. En op Vila Viçosa, op de fresco’s en de kamers in het oude gedeelte van de pousada. En op Palmela, die oude burcht die de zeeroute beschermde en waar je dineert onder de sinaasappelbomen op de binnenplaats. En op Obidos waar je koffie drinkt op de kantelen, en op Belmonte waar ik een boek las – The Conquest of Paradise over de ontdekking en verovering van Amerika - onder een olieverfschilderij van Cabral. Iedere Pousada is uniek en heeft zijn eigen charme. En dan vergeet ik Guimarães nog met zijn prachtige terras en azulejos. En dan hebben wij de helft van de Pousada’s nog niet gezien – of lang genoeg bezocht om onder hun betovering te geraken.

Maar kiest u zelf uit het aanbod én de talloze aanbiedingen. Let vooral op ‘The Golden Age’: 55+ krijgen riante korting op hun boekingen.

 

http://www.pousadas.pt/historicalhotels/EN/pousadas/

http://www.portugalvirtual.pt/pousadas/index.html

 

* *