HAMIDA - De Martelares

Portret van een zelfmoordcommando uit Syrië

Gepubliceerd in Wordt Vervolgd december 2001

Wat beweegt iemand uit naam van het geloof terroristische aanslagen te plegen? De 17-jarige Syrische Hamida was in 1985 een van de eerste Arabische vrouwen die haar leven opofferde. Gerard Jacobs maakte destijds een item over ideologische exploitatie van jeugdige martelaars-in-spé voor de VPRO, later verwerkt in zijn boek Aan de andere kant van de heuvel. Een fragment.

 

Mopperend klimt Bassam achter ons de ruige berg op. 'Waarom zijn wij hier naartoe gegaan? Hier komt nooit iemand.'

Hij struikelt over de stenen en ik weet zeker dat hij ons al lang in de steek gelaten zou hebben en terug zou zijn gegaan naar de oude Dodge aan de voet van de berg om in de achterbak op het meegebrachte primusstel een kop thee te zetten als hij niet de opdracht had ons niet uit het oog te verliezen en nauwkeurig in zijn notitieblokje aan te tekenen met wie we spreken en waar we heengaan. Ik reis samen met mijn collega Jan Keulen voor de VPRO radio door Syrië en Bassam wijkt niet van onze zijde. En nu zal hij het weten ook.

'This is very interesting,' roepen we en klimmen voort. 'Hier, boven op de berg, in deze vervallen burcht leefde in de dertiende eeuw Rashid eddin Sinan,' vertellen we, niet zonder leedvermaak, als we de top hebben bereikt. 'Bijgenaamd "de oude man op de berg".

Vanuit dit adelaarsnest terroriseerde hij het land. Hij wordt de grondlegger van het moderne politieke terrorisme genoemd. Hij voerde een legitieme strijd om zijn land te bevrijden van buitenlandse overheersers maar zijn strijd ontaardde al snel in heilloze terreuracties. Hij werd een huurmoordenaar in dienst van de hoogste bieder.'
Bassam is geïrriteerd. 'Laten we rusten,' stelt hij voor. 'That's all history.'

Vanaf de bergtop hebben we uitzicht over de Syrische kustvlakte. Beneden in het dal stroomt de rivier Orontes. Aan de horizon is de kust van de Middellandse Zee te zien, vijfendertig kilometer ver.

 


In de middeleeuwen heersten de Seltsjoeken over dit gebied, of de Turken zoals ze in het westen werden genoemd. Het waren wrede heersers en hun wandaden jegens de christenen vormden voor de paus in Rome het excuus om de kruistochten te organiseren.

Volgens Arabische historici hadden echter vooral de sjiieten te lijden onder het juk van de Seltsjoeken. Rashid eddin Sinan was de leider van één van die sjiietische gemeenschappen, de Ismaëlieten. Hij wist dat hij de machtige Seltsjoeken nooit in een conventionele oorlog zou kunnen verslaan en hij besloot om hun leiders te vermoorden en chaos en anarchie te creëren in het rijk van de Seltsjoeken.

 

Maar geschiedenis blijkt onze Syrische waakhond niet te interesseren. Bassam is jong en graag modern. Hij werkt als tolk en begeleider van buitenlandse journalisten op het ministerie van informatie in de hoofdstad Damascus en hij is vanzelfsprekend lid van de regerende Baath partij. Iedere week bezoekt hij de scholingsbijeenkomsten van de partij waarop volgens Bassam over allerlei moderne vraagstukken wordt gediscussieerd: het Amerikaanse imperialisme, de zionistische agressie, het Syrische leiderschap in de Arabische wereld. 'Our struggle,' vertelt hij trots.
Het lidmaatschap van de partij loont. Bassam kreeg een beurs om Engels te studeren aan de universiteit van Boekarest. Helaas. Veel heeft Bassam niet geleerd. Na vijf jaar keerde hij terug met niet meer dan het citaat 'to be or not to be', dat hij voortdurend gebruikt om alle problemen, zoals de slecht functionerende airconditioning van onze Dodge, te verklaren.
Maar zijn gebrekkige Engels deert Bassam noch zijn superieuren: hij hoeft niets te vertellen, niets uit te leggen. Hij moet op ons passen.

 

'De oude man op de berg' was bijzonder succesvol. Zijn volgelingen die 'hashieshin werden genoemd, waren zeer gevreesd. Westerse reizigers, zoals Marco Polo, spraken vol ontzag over de moordaanslagen die de hashieshin pleegden en in het Westen ontstonden nieuwe woorden, verbasteringen van het woord 'hashieshin': assasin, assasination, moordenaar en moordaanslag.

De term 'hashieshin' zelf was afgeleid van 'hasjiesj eter'. Volgens de overleveringen verdoofde Rashid eddin zijn volgelingen met hasjiesj en voerde hij hen een paradijselijke tuin binnen waar volgens Marco Polo, die het ook maar van horen zeggen had, 'rivieren stromen vol wijn en honing en waar de prachtigste maagden zich voor het genot van de hashieshin ophielden'.

 

De 'oude man op de berg' beloofde zijn volgelingen een eeuwig verblijf in deze tuinen wanneer zij hun moordopdracht met succes zouden uitvoeren. Zo verklaarde Marco Polo de onwankelbare trouw van de hashieshin aan hun leider en hun fanatisme in de strijd.
'Waarom vertel je me dit verhaal?' vraagt Bassam argwanend.
'Het is een allegorie,' antwoord ik voorzichtig. Gelukkig weet Bassam niet wat een allegorie is en hij verdiept zich in zijn krant.

'Na verloop van tijd bleek echter dat Rashid eddin de macht van de Seltsjoeken niet kon breken,' vertel ik in de VPRO microfoon. 'Hij gaf de strijd op en concentreerde zich op het consolideren van zijn eigen machtsbasis, hier in het bergland van Noordwest Syrië. Maar de diensten van zijn hashieshin waren te koop voor eenieder die er gebruik van wilde maken.

 

De hashieshin werden huurmoordenaars en wat begonnen was als een idealistische strijd tegen een buitenlandse overheerser degenereerde tot een heilloze moordpartij voor puur financieel eigenbelang.'
'Dit is interessant,' zegt Bassam en hij houdt mij de voorpagina van Tichrin voor, een van de huisbladen van de regerende Baath partij. 'President Hafez al Assad feliciteert martelaren!' staat er over de volle breedte van de voorpagina. En daaronder, in iets kleinere letters: 'Twee geslaagde acties tegen de zionistische vijand!'.
Het verhaal vertelt hoe een piepjonge knaap met een beginnende donssnor zich in een Volkswagen volgepakt met dynamiet te pletter heeft gereden tegen een Israëlische wegversperring in Zuid Libanon. Een zevenentwintigjarig meisje volgde zijn voorbeeld.


 

'Zij zijn helden!' glundert Bassam. 'Voorbeelden van 'de Nieuwe Mens' die wij in de Baath partij proberen te creëren.'
'Zou jij in een Volkswagen voor je land willen sterven?' vragen we Bassam, de microfoon stevig onder zijn neus. Hij aarzelt. Maar dan zegt hij resoluut: 'Ja, natuurlijk. They are heroes.'


* * *

Aan de voet van de berg zit een oude man op een baal stro naast onze auto. Ik ga bij hem zitten terwijl Bassam en onze chauffeur in de achterbak van de Dodge beginnen te rommelen met het primusstel.

 

'Kent u het verhaal van 'de oude man op de berg'?' vraag ik.
Hij schudt zijn hoofd.
'Bent u een Ismaëliet?'
Weer schudt hij zijn hoofd. 'Ik ben een Alawiet.'
Bassam komt argwanend bij ons staan. 'Wil je vragen of hij uit kan leggen wat een Alawiet is?' vraag ik.
'Dat weet hij niet,' antwoordt Bassam kortaf.De chauffeur schiet mij te hulp. 'Toen de profeet Mohammed stierf was zijn opvolging niet geregeld...'
Bassam onderbreekt hem. 'We moeten gaan. We gaan nu.'
Hij gooit de waterketel leeg en stapt boos in de auto.
'Dat was een hele slechte vraag,' verwijt hij mij terwijl hij driftig in zijn notitieboekje begint te schrijven. 'En een hele gevaarlijke vraag. Je moet dat soort vragen niet stellen.'

 

'De president van Syrië is een Alawiet,' zeg ik sussend.
'Over dit soort zaken moet je niet praten,' snauwt Bassam. 'Dan word je gearresteerd. Wij zijn allemaal mensen. Wij zijn allemaal Syriers. In het moderne Syrië doet het er niet toe tot welke stam of geloofgemeenschap je behoort. Sektarisme en tribalisme behoren tot het verleden. Wij zijn een moderne natie. Dit is geen Libanon waar de mensen elkaar vermoorden. You must be very careful,' zegt hij waarschuwend en doet er verder het zwijgen toe terwijl hij pagina's volschrijft in zijn notitieblokje waaruit hij ongetwijfeld na terugkomst in Damascus zijn superieuren zal voorlezen.

 

Wij volgens de Orontes door het bergland naar het oosten. Uit dit onherbergzame heuvelland komt de top van het Syrische leger en de regering: allemaal Alawieten. Er is weinig bekend over de Alawieten. Het zijn sjiieten, een afsplitsing in de islam. Hun leer is geheim. Ze werden altijd door de hoofdstroom in de Islam, de soennieten, geminacht en als ketters vervolgd. Eeuwenlang werden ze onderdrukt. Ze werkten als landloze boeren voor de soennietische en christelijke grootgrondbezitters uit de steden en vaak mochten ze niet meer dan een vierde van hun oogst behouden. Ze waren zo arm dat ze tot ver in deze eeuw vaak hun dochters moesten verhuren of verkopen aan welgestelde stedelingen.

Terwijl de zonen van soennieten en christenen hun dienstplicht afkochten, gingen de meeste Alawieten wel in het leger.

 

 

In 1963 grepen ze de macht en in 1970 kwam Hafez al Assad na een paleisrevolutie aan het bewind. De Alawieten hebben de macht nu gemonopoliseerd. Hafez al Assad heeft op alle sleutelposten in het leger, en vooral binnen de talrijke veiligheidsdiensten die het land terroriseren, leden van zijn familie en zijn clan benoemd.
Maar als ik Bassam vraag of wij het geboortedorp van de president, hier in het bergland rond de Orontes vallei zullen bezoeken, antwoordt hij kortaf: 'Dat is niet toegestaan.'

* * *


Op de terugweg naar Damascus stoppen wij in Hama, een van de oudste steden ter wereld. Het centrum van de stad is kaalgeslagen. In 1982 kwam de bevolking in opstand tegen de Baath regering van Hafez al Assad.
Fundamentalistische moslims klommen op de minaretten en riepen de heilige oorlog uit tegen het ketterse bewind van Assad. Dagenlang heerste er anarchie in de stad. De lokale Baath officials werden opgejaagd en vermoord.
Het Syrische leger installeerde de artillerie op de heuvels rondom de stad en begon het centrum systematisch plat te bombarderen. Volgens de schattingen kwamen vijftienduizend bewoners om het leven.
'They will never rise again,' zegt Bassam schouderophalend als we door de verwoeste stad lopen. 'We hebben ze een lesje geleerd.' En uit zijn universitaire opleiding tovert hij zowaar een nieuw citaat: 'Such is life.'


* * *

's Avonds opent het televisiejournaal met een nieuwe zelfmoordactie.
'President Hafez al Assad heeft de ouders van de martelares Hamida Taher een gelukstelegram gestuurd,' meldt de nieuwslezer. En dan verschijnt ze zelf in beeld op een slechte videoband die voor haar dood is opgenomen:

 


'Ik, Hamida Taher, ben in 1968 geboren.'

Ze kijkt onhandig in de camera.
'Ik ben de uitdrukking van de woede van de Syrische jeugd tegen de zionistische vijand. Ons motto is: martelaarschap of de overwinning.'
Ze gaat staan, pakt een machinegeweer van tafel, klemt die tegen haar borst, brengt met gestrekte arm de groet en vervolgt met overslaande stem: 'Ik leg mijn eed af. Ik zweer mijn leven te zullen opofferen. Ik heb mijn idealen van Hafez al Assad en de jeugdafdeling van de Baath partij gekregen.

 

Ik offer mijn leven als bewijs van mijn liefde voor het Vaderland welks eer ik verdedig en welks grond ik wil bevrijden van de zionistische bezetters. Door mijn zelfopoffering bewijs ik ook mijn trouw en liefde aan Hafez al Assad. Moge het vaandel van de Baath partij en haar leider Hafez al Assad blijven wapperen: hoog, fier en onaangetast. Mijn eerste en laatste woord is voor onze leider en symbool, onze vader en leermeester, ons grote voorbeeld: Hafez al Assad. Mijn liefde voor hem is grenzeloos. Ik offer mijn bloed voor onze vader, Hafez al Assad. Ik, de martelares, Hamida Taher.'

Ze zwijgt en salueert af. Haar rechterhand klapt hard tegen haar dijbeen. Dan kijkt ze onzeker in het rond, naar haar begeleiders die achter de camera staan.
'De zionistische vijand is zware verliezen toegebracht!' meldt de nieuwslezer terwijl de televisie beelden toont van een uitzinnige mensenmassa die, in het bijzijn van Hamida's ouders, in haar geboortedorp, zwaaiend met portretten van de martelares, de heldendaad viert.
'President Hafez al Assad heeft een telegram ontvangen waarin hem vertrouwen in de weg naar de overwinning wordt verzekerd door de ouders van de heldin Hamida Taher,' vervolgt de nieuwslezer. 'De tekst van het telegram luidt: Wij feliciteren onszelf en ons volk met de opoffering van onze dochter Hamida.'
Dan volgt er een lied, gezongen door een jong meisje gekleed in een camouflagepak met een groene baret op het lange golvende haar:

 

'Ik ben Hamida de Martelares
De bloem voor de bevrijding
Hamida uit Syrië, het land van de standvastigheid

Lieve ouders
Zie hier mijn huwelijksfeest in sombere dagen
Van jullie heb ik de liefde voor de opoffering geleerd
Schrijf op jullie hand de datum van mijn dood
Ik ben Hamida
Hamida die zichzelf opofferde'.


* * *

De volgende dag ontvangt Bassam mij glunderend op het ministerie van informatie. 'Ze is een bruid van de revolutie,' zegt hij trots.
'De martelares Hamida is het voorbeeld van de 'Nieuwe Mens' die wij in Syrië vormen,' legt zijn chef uit. 'De zionistische agressors zullen haar heldendaad bagatelliseren maar wij weten: de vijand is vol angst. En er staan meer martelaren klaar om haar heldendaad te volgen.'

Opgenomen in

AAN DE ANDERE KANT VAN DE HEUVEL uitgeverij CONTACT

Uitgezonden door DIOGENES

VPRO-televisie in december 1986

 

We gaan op bezoek bij de hoofdredacteur van Tichrin, de spreekbuis van de president. Vol trots leest hij de vette, paginabrede koppen uit zijn krant voor:
''Uit solidariteit met de Arabische strijd tegen de zionistische vijand: zelfmoordactie van een Syrisch meisje in zuid Libanon.
Vernietiging van een vijandelijke positie en van drie militaire voertuigen.
Twintig militairen gedood.
De Martelares Hamida zegt: 'Ik maak de woorden waar van Assad, de leider van onze strijd.'
Hij kijkt mij zelfgenoegzaam aan, ongenaakbaar, als een pilaarheilige.
Ik vraag hoeveel vijanden van Syrië bij de aanslag zijn gedood.
'Twintig,' zegt hij zonder blikken of blozen, nog voordat ik uitgesproken ben. Hij kijkt me niet aan. Hij trekt aan zijn linkeroorlel en draait zijn hoofd met een vermoeide blik af, alsof hij weet dat ik hem niet op zijn woord zal geloven.
Bassam schuift in zijn stoel heen en weer, bevreesd dat ik de gedragscode zal overtreden en de uitspraken van de hoofdredacteur in twijfel zal trekken.

Ik vraag of de hoofdredacteur de beweegredenen van Hamida kan verduidelijken.

'Dat meisje is vanaf haar prille jeugd lid geweest van de jeugdorganisaties van de Baath partij. Daar leerde ze de principes van onze partij om strijd te voeren tegen het imperialisme, het zionisme en het kolonialisme. Wij geloven in Syrië dat je voor je bevrijding bereid moet zijn om je leven te offeren.'
Hij staart me aan. Aan alle muren van het vertrek hangen portretten van de president. Overal staan borstbeelden van de grote leider.
'Zullen we gaan,' vraagt Bassam, bang dat ik impertinente vragen zal stellen. Hij slikt, bekent hij, op aanraden van zijn moeder medicijnen. Hij kan 's nachts niet slapen en hij krijgt helse maagpijnen van mijn gedrag dat niet getuigt van respect voor de leiders van zijn land.


* * *

We rijden naar het hoofdkwartier van de Partij voor een afspraak met Abdallah Ahman, de tweede man in de Baath partij. Iedereen is in rep en roer en druk bezig met de voorbereidingen voor de begrafenis van de martelares.

 

'Hamida is niet de eerste en niet de laatste martelares. Vele andere jongeren kiezen die weg,' zegt de assistent secretaris generaal van de Baath tevreden. 'Want het is een sublieme manier van zelfverdediging. Voor de Arabische burgers is dat het hoogste goed. President Assad zei over die martelaren die zichzelf opofferen: zij zijn de nobelste mensen op aarde. Het martelaarschap is een sublieme gift.'

 

Hij zit onder een groot portret van de president. Hij kijkt me niet aan. Soms flitsen zijn kraaloogjes over me heen. Hij neemt me snel de maat maar dan zoeken zijn ogen weer steun in het luchtledige. Een kleine, onopvallende man zonder charisma maar met macht over leven en dood. Bassam heeft weer last van maagkrampen.
'Maar ze was pas zeventien jaar oud,' zeg ik verwijtend.
Hij kijkt mij niet aan. 'Ze heeft uit eigen overtuiging gehandeld,' zegt hij. 'Haar motivatie om zich op te offeren putte ze uit haar geloof. Dat komt door de opvoeding van deze generatie. Wij zijn bezig de nieuwe mens op te voeden.'
Hij zit onderuitgezakt in zijn fauteuil, de handen over zijn buik gevouwen.
'Zullen er nog meer martelaren volgen?' vraag ik.
'Zonder twijfel. Hamida zal niet de laatste zijn.'
Hij lacht, tevreden met zichzelf, zonder me aan te kijken.


* * *

We wachten twee, drie dagen op toestemming om af te reizen naar het geboortedorp van Hamida, de martelares.
Op de televisie zien we hoe Hamida met veel eerbetoon wordt begraven. Talloze jongeren beloven voor de camera dat zij het voorbeeld van de martelares zullen volgen. Op straat kun je buttons, vlaggetjes, sleutelhangers en aanstekers met Hamida's portret kopen.

 

Bassam komt niet meer opdagen. Hij lijdt aan zware maagkrampen. En in het geboortedorp van Hamida weet de griep van geen wijken.
Ik bel met collega's in Libanon. Ze zijn verbaasd over de ophef die in Syrië over de aanslag wordt gemaakt. Er zijn bij de explosie slechts twee Libanezen licht gewond geraakt.