Parijs-Dakar in TIMBOEKTOE Reisreportages uit Mali en Niger |
|
![]() |
|
In de jaren tachtig wordt de Sahel getroffen door een periode van langdurige droogte.Toch vertrekt op 1 januari 1985 vanuit Parijs een stoet auto's, vrachtwagens en motoren voor de jaarlijkse rally van Parijs naar Dakar, dwars door de Sahara en de Sahel. | |
'Is dat de dokter?' vraagt de oude vrouw. Boven het
tentenkamp cirkelt een vliegtuigje en ze kijkt hoopvol naar de Belgische verpleegster
die bezig is de kinderen in het kamp in te enten tegen de mazelen. Het vliegtuigje is nog niet geland achter de heuvels of er verschijnt een nieuw toestel boven de in het zand verspreid staande tenten. |
![]() |
Er stapt geen dokter uit, geen verpleegster, op deze vroege
kille ochtend in de Sahara. Hún toestel staat nog steeds met pech aan de
grond in de duizend kilometer zuidelijker gelegen hoofdstad van Mali, vertelt
de Belgische verpleegster. |
|
![]() |
|
In Niger zijn eenentwintig auto's verdwaald. Sommige werden pas na twee dagen
teruggevonden. Het is buitengewoon zwaar dit jaar.' Maar het DAF-team doet het
voortreffelijk. De knalgele vrachtwagen staat op de eerste plaats en de verslaggever
van de NOS/DAF, die de rally in een privé-vliegtuigje volgt, meldt bij
de finish opgewonden in zijn microfoon dat chauffeur Jan de Rooy 'vandaag weer
een ongelooflijk stukje rijden heeft weggegeven'. * * * | |
'Al het vee is gestorven. De putten zijn opgedroogd.
De oogsten mislukt. De dorpen zijn verlaten. Er is niets, niets, helemaal niets
over om van te leven. Als er de komende maanden niet massaal voedselhulp wordt
gestuurd zullen ook de mensen sterven.' |
|
Mohammed el Mahdi ag Attaher el Ansari is de belangrijkste gekozen chef van de Toearegs in Mali, de metgezel van de profeet Mohammed en de secretaris-generaal van de enig toegestane politieke partij in Mali. Hij vreest voor het voortbestaan van zijn volk, de Toearegs. 'De mensen zien er uit als kadavers. Zonder hulp zullen ze niet kunnen overleven. Wij beleven de grootste ramp in de geschiedenis.' Hij biedt een maaltijd aan van rijstepap met veel zout en suiker. 'C'est une véritable catastrophe,' zegt hij steeds als we uit de rijstepan lepelen. | |
![]() |
|
Waar tot voor kort grote meren, plassen en poelen lagen, stuift nu het zand over de vlakte. De bomen sterven af. Het gras is niet opgekomen. We volgen de rivier de Niger, die van de Malinese hoofdstad Bamako noordwaarts stroomt, bijna duizend kilometer door de Sahel, tot zij, aan de zuidrand van de Sahara, zich plotseling de waanzin van haar onderneming lijkt te realiseren en weer scherp zuidwaarts buigt. Op de kaart bestaat het gebied tussen de rivieroevers uit een enorm moeras, dat volgens de topografen in de regentijd gedeeltelijk onder water loopt. In dit vruchtbare gebied lieten de nomaden ieder jaar hun kuddes grazen en verbouwden de boeren hun akkers. | |
'Al het vee is
gestorven. De putten zijn opgedroogd. De oogsten mislukt. De dorpen zijn verlaten.
Er is niets, niets, helemaal niets over om van te leven. Als er de komende maanden
niet massaal voedselhulp wordt gestuurd zullen ook de mensen sterven.' |
|
'Het is een ware slachting,' verzucht Alain, een Franse veearts die het vreemdelingenlegioen verruilde voor de hulporganisatie 'Vétérinaires sans frontières'. 'Tachtig tot negentig procent van het vee is omgekomen. Driekwart van de oogst is mislukt. De Toearegs staan aan de rand van de afgrond,' zegt hij als hij zijn jeep stopt aan de rand van wat ooit een groot meer moet zijn geweest. | |
![]() |
|
De wind giert over de
vlakte, beladen met zand. Een Toearegfamilie heeft wat rest van haar kudde runderen
en kamelen rond een waterput bijeengedreven. De put staat droog en hoe diep de
nomaden de houten emmer ook in de put laten zakken, hij komt steeds weer leeg
naar boven.
|
|
Toen de overlevenden eindelijk de rivier de Niger bereikten,
ontdekten ze dat de rivier dit jaar niet buiten haar oevers was getreden en het
gras op de uiterwaarden niet was opgekomen. Zo stierf veel vee alsnog, nu van
de honger. En na het vee zullen ook de mensen sterven.' |
|
Na de nomaden beginnen nu ook de landbouwers naar het zuiden te vluchten, weg van de Sahara, naar de vruchtbare velden, op zoek naar water en voedsel. Honderden kilometers lopen ze over de pistes door de droge savanne, naast hun platte karren die getrokken worden door vermagerde ezels. In de spaarzame dorpen langs de pistes zijn enorme vluchtelingenkampen ontstaan waar ze in de de bittere winterkou op hulp wachten. Tevergeefs. | |
![]() |
|
Ik
had Alain ontmoet op de markt in Bamako toen ik op zoek was naar nieuwe kleren
omdat mijn bagage op de wekelijkse vlucht van Sabena uit Brussel naar Mali verloren
was gegaan. Alain deed inkopen op de markt. Hij zocht prikkeldraad en gaas voor
zijn boerderij die hij in Timboektoe begonnen was. Hij bood me een lift aan naar
Timboektoe en gaf me geen tijd om na te denken. Als ik achter in de jeep boven
op de tweedehands ijskast wilde zitten die hij had gekocht, kon ik meerijden:
zesendertig uur zou de reis duren schatte hij, als we niet zouden verdwalen op
de piste maar ik hoefde me geen zorgen te maken, zei hij en hij lachte, hij was
tenslotte verkenner geweest in het vreemdelingenlegioen. |
|
'Het is schone schijn,' beweerde Alain. 'Bamako is overbevolkt. Buiten het door de Franse kolonisten gebouwde centrum, liggen enorme krottenwijken. Honderdduizenden plattelanders zijn de afgelopen jaren op de verhalen over voedsel en werk afgekomen . | |
'Er is genoeg voedsel,' beweert hij terwijl hij de jeep vol laadt. 'In theorie. En in de omringende landen is zelfs een voedseloverschot. Dat is niet het probleem. Maar er is geen materiaal om het te vervoeren naar de afgelegen gebieden, vooral ten noorden van de veertiende breedtegraad, naar de Sahel, waar de oogsten opnieuw zijn mislukt. | |
![]() |
|
'Ga je mee?' vraagt hij en ik zeg onmiddellijk ja. Timboektoe
is een jongensdroom, een magische stad, uit de jaren dat ik leerde lezen, maar
waarvan ik nog steeds niet weet of hij echt bestaat. | |
Hij zet me op een stoel en gaat
bier halen, de westerlingen groetend, een man van de wereld. Voordat mijn ogen
aan het donker gewend zijn, nestelt een adembenemende schoonheid zich op mijn
schoot. 'Je m'appèlle Jolie,' zegt ze. 'En ik drink bier.' 'Kijk niet zo hulpeloos,' zegt Alain spottend als hij het bier op tafel zet. 'Je zult het zwaar krijgen de komende weken, als je niet kunt genieten. Geniet, man. Elles sont jolies,' en hij knijpt in haar wang. 'Oui, oui,' zegt de zwarte schoonheid lachend. 'Heb je een cadeau?' En ze steekt mijn sigaret in haar mond. Ze buigt zich over naar Alain en laat haar hand over zijn dijbeen glijden en grijpt hem lachend in zijn kruis, speels, maar ook gehaast, want de concurrentie is groot, alle meiden willen wel een cadeau en ze wil haar tijd niet verdoen met aarzelende nieuwkomers. |
|
'Eerst een biertje,'
sust Alain. 'Voor het eerst in Afrika?' vraagt hij. Ik schud mijn hoofd en probeer haar borsten uit mijn gezicht te weren en voel me belachelijk. 'Nee, maar sommige dingen wennen nooit.' Ik vertel dat ik een jaar eerder een reis naar Afrika heb gemaakt in het kader van een nationale inzamelingsactie. 'Ik werd gebeld of ik een serie radioreportages wilde maken over de droogte in Afrika. Dat was op donderdagmiddag. Ik moest op zaterdagmorgen vertrekken. Ik had geen idee waarheen. | |
![]() | 'Kies maar een land,' had de hoofdredacteur gezegd. 'En maak positieve reportages. Geen verhalen over uitzichtloze armoede. Zoek naar succesverhalen. Hulpprojecten die werken, zodat de mensen grif zullen geven.' |
* * * | |
De
overgang is verbijsterend: na ons vertrek uit Bamako hebben we 350 kilometer lang
noordwaarts door een semi-tropisch landschap gereden. De laatste honderd kilometer
rijden we over een kanaaldijk langs een irrigatieproject, rijstvelden begrensd
door palmen en moestuinen. Maar aan het einde van de door de Franse kolonisten
aangelegde dijk stopt de asfaltweg en strekt de kale savanne van de Sahel zich
plotseling voor ons uit. | ![]() |
Er
hangt een zware ijzeren ketting over de weg. Uit het struikgewas komt een soldaat
met een machinegeweer. We moeten uitstappen en ons paspoort laten zien. De tol
is 10.000 CFA, ongeveer vijfenzeventig gulden, zegt de wachtpost. 'We hebben geen haast,' antwoordt Alain en hurkt in de berm bij het houtvuur. 'Het is koud 's nachts en het is comfortabel om ons bij uw vuur te warmen. C'est un bon feu.' Hij staart in de vlammen, volkomen ontspannen, met zijn gedachten elders. De soldaat staart ons aan, minutenlang en besluit dan dat we niet te plukken zijn. Hij haalt zijn schouders op en wenst ons een goede reis. Voordat hij de ketting laat zakken, tuurt hij nog één keer zwijgend met zijn zaklantaarn door onze jeep. 'Rook je?' vraagt Alain vriendelijk en biedt een pakje Gauloises aan. 'Om de wacht te verlichten. Pak aan.' | |
![]() | 'Tot hier reikt de Franse civilisatie,' zegt hij als hij de jeep de piste opstuurt. 'En niet verder. Houd je vast,' raadt hij me aan. 'Het wordt een zware tocht.' Hij heeft een ijzeren stang in de jeep gemonteerd om het dak te stutten. 'Soms slaan we om,' waarschuwt hij. 'Houd je vast.' |
'De corruptie is enorm,' vertelt hij. 'Van sommige ontwikkelingsprojecten gaat vijftig tot tachtig procent verloren aan steekpenningen. Vaak moet je betalen voor de handtekening van een ambtenaar en je kunt er maar beter voor zorgen dat je de juiste ambtenaar betaalt anders ben je je geld kwijt zonder resultaat te boeken. Het heeft mij maanden gekost om te ontdekken wie er aan de touwtjes trok. Ik heb heel wat geld voor niets afgeschoven. Soms betaal je een veel te hoge prijs voor de goederen die je nodig hebt. Maar wat wil je? Als je niet betaalt sta je daar met je mooie plannen en je komt nergens. Het zal de ambtenaren een zorg zijn of jouw project van de grond komt. Als je de bevolking wilt helpen ben je afhankelijk van de medewerking van de hoge bazen, de ambtenaren, de handelaren. Die profiteren van de armoede.' Hij klinkt laconiek, terwijl hij de jeep geroutineerd over de piste stuurt. Hij houdt ervan om te praten, de tocht is lang en de eenzaamheid valt hem soms zwaar. Hij heeft geen al te grote problemen met wat ik 'corruptie' noem. | |
'Ik haat het als ze het geld in hun eigen zak steken. Het is waar, dat is moreel onaanvaardbaar. Maar je moet het zien als een soort herverdeling van inkomen. Ja, zo is het. Oui, c'est ça. Wie werk heeft moet een hele uitgebreide familie onderhouden. Ik ken ambtenaren die voor twintig of dertig familieleden moeten zorgen. Dat kan dus niet van hun magere salaris. Dus verkopen ze hun gunsten aan ons westerlingen. En wij hebben haast. Wij willen snel resultaten zien. Dus betalen we.'
| |
Honderden kilometers slingert de zandpiste zich tussen de afstervende baobabs en accacia's door tot hij boven Timboektoe in de Sahara zal verdwijnen. Soms verliezen we de piste uit het oog, vooral 's nachts, en Alain rijdt de jeep dan in steeds groter wordende cirkels door de savanne, op zoek naar sporen. Hij geniet van de reis. 'Net als in Tsjaad,' beurt hij me op terwijl ik me in evenwicht probeer te houden zittend op de ijskast die hij in Bamako op de markt heeft gekocht, mijn nek ingetrokken om niet tegen het dak te botsen. 'Alleen, hier zijn geen guerilla's die vanachter de heuvels te voorschijn komen. Nog niet. Maar het is onvermijdelijk. De Toearegs zullen de wapens opnemen.' | |
| De akkers langs de piste zijn verlaten, de gierststengels verdord, de depressies opgedroogd, het gras verdwenen. 'Het vee begint nu zand te eten,' beweert Alain. |
Twee
keer per maand maakt hij de tocht van Timboektoe naar Bamako om op de markt materiaal
voor zijn boerderij op te halen. 'Tweeduizend kilometer rijden naar de dichtstbijzijnde
bank,' zegt hij lachend. 'In Timboektoe is niets te koop. We halen alles uit Bamako,
benzine vooral, en hout, staaldraad, bouten, gaas. Werkelijk alles.' | |
De
Toearegs investeerden altijd hun hele kapitaal in vee. Die investeringen raken
ze nu in één klap kwijt. Iedereen probeert zo snel mogelijk al zijn
vee op de markt te verkopen. Soms krijgen ze niet meer dan tien procent van de
werkelijke prijs voor hun runderen. Ze zijn volstrekt berooid. Ze hebben geen
geld meer om voedsel te kopen. | |
En
ik ben bang dat ze over enkele maanden zelfs geen geld meer zullen hebben om het
gedroogde vlees van ons terug te kopen. Merde, we hadden hier nooit weg moeten
gaan.' * * * Halverwege de reis stoppen we in het dorp Léré, niet ver van de Mauretaanse grens, aan de westrand van de moerasdelta. Het Tanda-meer waar de Toearegs in het verleden hun kuddes kwamen weiden, staat droog. In het dorp is de bevolking de afgelopen weken verdubbeld. Meer dan tweeduizend nomaden hebben hun tenten rond het dorp opgeslagen. In mei en juni is volgens Mohammed el Medhi een keer vijftig ton rijst uitgedeeld. 'Per maand hebben we honderd ton nodig. Daarvan moeten in deze streek 25.000 mensen leven.' | |
![]() |
|
De
Peulen zijn veeteelers, net als de Toearegs. Ze doen op zeer beperkte schaal aan
landbouw. Ze achten het echter ver beneden hun waardigheid om zelf het land te
bewerken, vertelt Alain. In het verleden veroverden ze onder de Afrikaanse stammen
in het zuiden hun slaven om het werk te doen. Officieel is de slavernij in Mali
afgeschaft maar het oude kastenstelsel is in de praktijk blijven bestaan. | |
Ze
zijn ervan overtuigd een elite in de Sahara te vormen. Pogingen van de regeringen
om de Peul en de Toeareg te dwingen zich als landbouwer te vestigen en het nomadenbestaan
op te geven, lopen dan ook op niets uit.
Geen
Peul, geen Toeareg zal zijn handen vuil maken. Zeker niet om zich te bukken en
met een spade het land te bewerken. Dat is slavenwerk.' | |
'We moeten proberen hen te helpen,' zegt Alain tegen mij. 'Ze helpen te overleven. Als dat betekent dat ze landbouwer moeten worden, dat ze rijst moesten planten, dan moet dat maar. Voor sommigen zal dat noodzakelijk zijn. Maar misschien niet voor iedereen. | |
![]() |
|
De droogte
is niet meer cyclisch. Hij is permanent geworden. Het is een gevolg van de overbegrazing.
De ramp is door de mensen gecreëerd. Er zijn te veel mensen, te veel geiten
en schapen. Alles wordt onder je handen weggevreten. De Toearegs moeten zich aanpassen.
Maar het gevaar is dat het te snel gaat, dat ze de strijd om het voortbestaan
zullen opgeven. Ze hebben de zouthandel verloren, toen de slavenhandel, en ten
slotte hun vrijheid om te trekken. De tijd van de grote karavaans is voorbij.
En nu verliezen ze hun kuddes. Het grote gevaar is dat ze volledig afhankelijk
zullen worden van de internationale hulp.' | |
'Ja, dat is realistisch,'
zegt Alain kortaf. 'De Toearegs hebben altijd een oplossing gevonden voor hun
problemen, altijd gereageerd op de natuur. Je moet dat proces, die unieke relatie
met de natuur niet doorbreken door allerlei hulpprogramma's op te zetten. Dat
zou fout zijn.' Hij
aarzelt, maar niet lang. 'Het zij zo.' Er valt weer een stilte. 'Maar dat zal
niet gebeuren,' zegt Alain. | |
'C'est un affaire très compliqué,'
zegt hij en staart in het vuur, niet bereid om uit te wijden, alsof hij mij buiten
sluit. 'Het werkelijke probleem,' zegt Alain na verloop van tijd, 'wordt gevormd door de geografische grenzen. De koloniale machten hebben kunstmatige grenzen door de Sahara getrokken, het leefgebied van de Toearegs opgedeeld. De Toearegs erkennen die grenzen niet. Maar ze worden gedwongen om zich te vestigen, zich te voegen naar de wetten van het land waar ze verblijven. Dat weigeren ze. Ze willen hun eigen staat. Vergis je niet,' zegt hij. | |
![]() | 'Laat je niet beïnvloeden door de armoede die je om je heen ziet. De Toearegs hebben hun eigen machtsstructuur bewaard, paralel aan de macht van de staat. En binnen die machtsstructuur is Mohammeds woord wet. Als de Toearegs ooit terug zullen keren naar hun weidegronden in het noorden zal Mohammed het sein geven. En hij zal voorop lopen. En als de Toearegs de wapens op zullen nemen om hun onafhankelijkheid op te eisen, dan zal Mohammed het sein geven.' |
* * * | |
Het regent in Timboektoe. Als we na een tocht van drieënveertig uur de laatste zandheuvels overploegen vallen de eerste druppels. Het zijn er niet veel maar het zijn de eerste. 'Sinds mensenheugenis,' beweert Alain. 'Je brengt geluk.' Aan het begin van de dorpsstraat staat een bord: 'Welkom in mysterieus Timboektoe. Texaco en ville.' | |
Maar
de benzinepomp blijkt gesloten. De benzine is op de bon en de elecktriciteit is
afgesloten omdat brandstof voor de generatoren ontbreekt. Kleine kinderen stormen op onze jeep af: 'Paris. Dakar,' roepen ze enthousiast. 'Allo, allo, donnez-moi un cadeau.' Alain zet mij af bij het hotel, duur en chic, met bad en airco, gerund door een Belg. Het personeel speelt jeu de boule in de tuin, een zandvlakte, omzoomd met geraniums. Als ik het hotel verlaat word ik gevolgd door een Toeareg. Hij vraagt of ik me wil laten fotograferen op zijn kameel. Ik heb moeite om nee te zeggen. Ik ben de enige gast in het hotel. En dus zijn enige broodwinning. Hij zeurt, hij smeekt, hij houdt me vast. Hij biedt me zijn hoofddoek aan, een meterslange zwarte doek, gemaakt van nylon, die hij om mijn hoofd wil winden om me te kunnen fotograferen op zijn kameel als bewijs dat ik Timboektoe ben geweest, tussen de onverschrokken krijgers. Hij zeurt, en hij zal dagenlang blijven zeuren, iedere keer als ik het hotel verlaat zal hij op me wachten, gehurkt naast zijn kameel in het zand, niet begrijpend waarom ik me niet in mysterieus Timboektoe op zijn magere kameel wil laten vereeuwigen. | |
![]() |
|
Hier
arriveerden vroeger de legendarische karavanen met goud, zilver, zout en slaven
voor 'de stad voorbij het einde, waar geen land meer achter ligt: mysterieus Timboektoe'. | |
Eeuwenlang was Timboektoe het symbool van grenzeloze rijkdom. Het verhaal werd in de veertiende eeuw verspreid door de Malinese vorst Massa Moessa die op zijn pelgrimstocht naar Mekka de doorgaans toch verwende kooplieden in de Egyptische hoofdstad Cairo overdonderde met zijn goedgeefsheid en zijn rijkdom. De exacte locatie van de stad werd door de karavaanleiders echter angstvallig geheim gehouden voor buitenstaanders en vooral voor westerse en christelijke avonturiers en kooplieden. Timboektoe was eeuwenlang het commerciële en religieuze centrum van de Sahara, maar geen westerling wist het te vinden. Een Marokkaans leger vond Timboektoe
in 1591 en veroverde, plunderde en verwoestte de stad. Het Marokkaanse leger,
beladen met buit, kwam op de terugtocht in de Sahara echter om van honger en dorst.
En zo bleef het geheim van Timboektoes exacte ligging bewaard. Maar met de bloeiperiode
van de stad was het definitief afgelopen. | |
* * * Midden in de dorre vlakte buiten Timboektoe staat aan de bijna droog gevallen zijarm van de Niger een Belgisch gemaal. In het regenseizoen stijgt het peil van de rivier en pompt het gemaal water op om het rijstveld van vijfhonderd hectare te bevloeien. | |
![]() |
|
In het begin van de jaren tachtig bouwde de Belgische organisatie Ile de Paix voor een relatief klein bedrag een exacte kopie van het gemaal in Antwerpen in de woestijn bij Timboektoe. De plaatselijke bevolking legde een dijk aan rond een depressie en onder leiding van Van Camfort werd begonnen met de verbouw van rijst op het ondergelopen veld. Nu leven, zo vertelt hij trots, 870 families op het project en worden 4500 mensen met de opbrengst gevoed. Ile de Paix betaalt de kosten voor het onderhoud
van het gemaal en de pompen en Van Camfort verstrekt het zaaizaad en ziet toe
op het schoonhouden van de irrigatiekanalen. De boeren betalen een klein deel
van hun oogst aan de organisatie ter dekking van de onkosten. | |
'Wie een Toeareg begroet
vraagt niet, zoals vroeger, naar de staat van zijn gezondheid,' beweert Van Camfort.
'Je vraagt naar de graad van zijn vermoeidheid. Deze herder heeft honderdvijftig
kilometer gelopen om water en gras voor zijn kudde te vinden.' Hij biedt mij zijn speer te koop aan. Of anders zijn zwaard, eeuwenoud. Of zijn dolk misschien? Het is een antiek familiestuk, beweert hij en hij heeft het geld nodig om eten te kopen. | |
'Je kunt niet alle zwaarden van alle krijgers kopen,' waarschuwt Van Camfort. 'Drie jaar lang heeft het niet geregend. Er is nog geen massale sterfte maar iedereen is ondervoed en we zijn nu op een kritiek punt aanbeland.' Ik houd het zwaard doelloos in mijn hand. Het is mooi bewerkt en niet scherp. 'Het is niet duur,' beweert Allison. 'Twee grote droogtes in vijftien jaar. Het is ongehoord,' vervolgt Van Camfort. 'Wat kunnen we doen? Hopen dat ze deze periode overleven. En misschien, als het volgend jaar gaat regenen, kunnen we ze een paar schapen, geiten en koeien geven zodat ze een nieuwe kudde kunnen opbouwen.' Ik koop het zwaard. En de dolk. 'Van de trotse, nobele Toearegs, les hommes bleus, die eeuwenlang de schrik van de woestijn waren, gevreesde rovers en slavenjagers, is even weinig over als van de mysterieuze rijkdom van Timboektoe. Een enkele heerser van de woestijn figureert nog in volle klederdracht en wapenuitrusting met zijn kameel op een prentbriefkaart. Maar ook die zijn schaars in Timboektoe,' beweert Van Camfort. | |
![]() | Allison neemt me mee naar zijn kamp, dat een paar kilometer buiten Timboektoe ligt. De gouverneur weert de Toearegs uit Timboektoe en de hulporganisaties brengen de schaarse voedselpaketten naar de kampen. Veel Toearegs sprokkelen nu hout dat ze op de markt proberen te verkopen, armzalige bundeltjes brandstof. |
'Het
geld is schaars,' zegt Allison. Hij heeft twee vrouwen en tien kinderen. Hij woont
in een tent van gevlochten rieten matten. Hij is er relatief goed aan toe. De
meeste vluchtelingen schuilen achter een windscherm van bijeengeraapt stro en
slapen 's nachts in de bittere kou in het zand.
| |
De mannen in het kamp graven een waterput in opdracht van het Wereld Voedsel Programma en krijgen betaald in natura: vijftig kilo graan, een fles olie, twee blikken kip, tweeënveertig doosjes sardines en drie liter melk per maand. 'De sardines proberen we op de markt te verkopen,' vertelt Allison. 'Of we ruilen ze tegen brood. Het is niet genoeg en er werken maar honderd mensen op het project. Maar we delen het werk en het voedsel.' * * * | |
Parijs-Dakar arriveert. Politieagenten jagen de toeschouwers weg van de piste waarover de auto's en motoren vaak in een vreemde hoek slippend en op volle snelheid over de finish komen. Kinderen bedelen om cadeaus en lopend joelend weg met vuile T-shirts en sokken en af en toe een afgedankte band. Duizenden bewoners van Timboektoe vergapen zich op de zandheuvels aan het slippend en schakelend geweld van de rally-rijders. | |
![]() | Het onlangs gearriveerde hoofd van het UNICEF-kantoor, een boomlange serieuze, norse Zweed loopt verbijsterd rond tussen de met reclames volgeplakte auto's. 'Het is een schande,' roept hij tegen iedereen. 'Dit rampgebied is een speeltuin voor de rijken. Wat een slechte smaak. Wat een dubbele moraal.' |
De
Zweed klampt mij aan. 'Wij hebben geen benzine om onze voedselpaketten te distribueren.
En hier wordt voor de lol 45.000 liter geconsumeerd. Vindt u het geen schande?'
| |
Het is bij de finish een chaos van vermoeide, stoffige coureurs, opgewonden begeleiders en adembenemende stoeipoezen. De DAF-ploeg is zich van geen kwaad bewust. Zelfverzekerd zegt de teamleider: 'Wij brengen dit gebied opnieuw onder de aandacht van het publiek. En bovendien heeft de piloot van ons vliegtuig wat medicijnen bij zich die hij aan een bevriende arts in Mopti zal geven.' 'Mopti ligt driehonderd kilometer ten zuiden van de route,' sneert een Belgische verpleegster, die acht frustrerende maanden zonder medicijnen heeft moeten vechten tegen een cholera-epidemie en tegen ondervoeding. | |
Vind je het niet schrijnend, vraag ik, om zo hard door een rampgebied te rijden? Hij lijkt op de vraag voorbereid. 'Nee,' zegt hij beleefd laconiek. | |
![]() | 'Zou het wat uitmaken als ik er niet doorheen zou rijden? Zouden de mensen niet sterven? Nee, persoonlijk vind ik het niet schrijnend. De mensen staan allemaal te klappen langs de kant van de weg als je langskomt.' |
Zo snel mogelijk vertrekken de rallyrijders en hun entourage naar de benzinepomp in het dorp. Texaco en ville is vandaag weer open en de pomp draait op volle toeren. Het marktplein is door de politie schoongeveegd en de marktvrouwen hebben plaatsgemaakt voor bestofte chauffeurs met dikke pakken bankbiljetten die vaak geen idee hebben van de wisselkoers. Voor het eerst sinds dagen werkt de elektriciteit weer en uit Bamako is een echte monteur overgekomen. | |
Schaamteloos
draait de jonge pompbediende, die dagenlang heeft geweigerd om ons benzine te
verkopen voor de terugreis naar Bamako, er tot twee uur 's nachts 45.000 liter
benzine en diesel doorheen. Alain lacht en laat zijn jeep vollopen. | |
Later aan tafel in het hotel, dat door de rally uit zijn jarenlange slaap is gewekt, praten de chauffeurs over de kuilen in de weg en over de Playboy-meisjes die Jan--de-Winnaar ongetwijfeld aan de finish in Dakar zullen opwachten. Ze hebben zich al laten fotograferen tegen de achtergrond van de zandduinen, slechts gekleed in een leren riem, de billen omhoog op de duozit van een BMW. Of spetterend in een volgelopen poel. 'Onkuise vrouwen uit het ongelovige avondland', zoals Playboy ondeugend meldde, 'die de vermoeide rallyrijders aan de finish zullen oppeppen.' * * * De volgende morgen vertrekt de rally weer. De elektriciteit valt uit
en de benzinepomp gaat op slot. | |
![]() | De radiator is onherstelbaar beschadigd, stelt Alain vast. De Italianen geven op. Ze vloeken. 'Wanneer gaat hier het eerste vliegtuig naar Dakar,' wil de chauffeur op hoge toon weten. Alain lacht en haalt zijn schouders op. |
Voor
we in Léré aankomen, passeren we nog twee autowrakken en twee stuk
gereden motoren. En later, als de woestijnnacht al is ingevallen, treffen we op
de piste naar Bamako nog twee verdwaalde rallyrijders aan die bij Léré
de afslag naar Mauretanië hebben gemist en vele honderden kilometers uit
de koers zijn geraakt. 'Zondagsrijders,' schampert Alain als hij de motorrijders
noordwestwaarts heeft gestuurd, in de richting van de zandduinen. 'Ze kunnen geen
kaart lezen, geen spoor volgen en geen piste rijden.' * * * | |
We slapen in het zand naast de auto. Als ik 's ochtends vroeg wakker word staan er twee Toearegs naar ons te kijken, leunend op hun speer, het rechterbeen over de linkerknie gevouwen, als een ooievaar in ruststand, het gezicht bedekt door hun hoofddoek, alleen de ogen zijn zichtbaar, felle zwarte ogen die ons strak aankijken. Ik blijf
doodstil liggen, kijk hen aan en zeg niets. Ze dragen hun zwaard schuin op de
rug, het handvat steekt boven hun schouder uit. Om hun middel dragen ze een dolk. | |
*** |