DE STERKSTEN ZULLEN OVERLEVEN

 

Reisreportage uit Indonesië

Gepubliceerd in TRAJECT van de VOLKSKRANT op 10 november 2001

 

 

Opgenomen in OP REIS, de beste Nederlandse en Vlaamse reisverhalen van 2001.

Verschijnt als DE STERKSTEN ZULLEN OVERLEVEN bij uitgeverij CONTACT in september 2002.

 

In het voetspoor van de Engelse natuurvorser Alfred Russel Wallace reist Gerard Jacobs naar het Molukse eiland Ternate in de Indonesische Archipel, op zoek naar het huis waar Wallace de evolutietheorie formuleerde en de wetenschappelijke wereld op zijn kop zette.

Het huis is een bouwval.
Het dak van palmbladeren is ingestort en voor een deel vervangen door golfplaten. Een haan balanceert op de verrotte steunbalken. De ramen zijn dichtgetimmerd met planken, de muren beklad met graffiti.


Ooit, halverwege de negentiende eeuw toen Nederland nog over dit vulkanische eiland regeerde, werd het huis bewoond door Alfred Russell Wallace, 'één van de vergeten vaders van de moderne wetenschap', een jonge Engelse natuurvorser zonder schoolopleiding die hier in dit huis, niet ver van Fort Oranje en met uitzicht op het paleis van de sultan van Ternate, na jaren van onderzoek in het Maleise eilandenrijk zoals Indonesië door hem werd genoemd, als eerste de evolutietheorie formuleerde.

 

 

Het huis lijkt verlaten als ik de vermolmde houten deur openduw en het centrale woonvertrek inloop.
Hier, temidden van zijn verzameling dode kevers en vlinders die hij jarenlang tijdens zijn zwerftochten over de Molukken had verzameld, als hij 'met koude koorts' op bed ligt, 'in dekens gewikkeld terwijl de thermometer 31 graden celsius aangaf,' zo schrijft hij in zijn memoires, realiseert Wallace zich tussen twee koortsaanvallen door, 'dat in iedere generatie de sterkste overleeft, dat de zwakkere exemplaren onvermijdelijk uitsterven en dat de superieure exemplaren blijven bestaan… Ziekte, ongevallen, oorlog en hongersnood zouden hun aantallen keer op keer doen inkrimpen tot een levensvatbaar niveau.'

 

Als de koorts geweken is zet hij zijn ideeën op papier en twee dagen later verstuurt hij de brief voor commentaar naar zijn geleerde collega Charles Darwin in Engeland die al 20 jaar lang, sinds hij met de brik de Beagle de wereld overvoer, onderzoek doet naar 'de oorsprong der soorten', maar die er in al die jaren niet in is geslaagd om een allesomvattende theorie te formuleren.



Het is 'één van de meest revolutionaire manuscripten die ooit in een envelop werd gestopt,' beweert David Quammen in Het Lied van de Dodo, 'een in koorts geboren beeldenstorm', die de wereld op zijn kop zou zetten.
Darwin is onthutst als hij het essay van Alfred Wallace ontvangt in zijn landhuis in Kent en in grote haast, bang dat wetenschappelijke roem hem zal ontglippen, schrijft hij zijn boek 'The origin of Species', het essay van Wallace onder handbereik.
De evolutietheorie wordt op een wetenschappelijke bijeenkomst in Londen gepresenteerd als 'de theorie van Darwin en Wallace', maar terwijl Alfred Wallace nietsvermoedend van de ophef die zijn essay heeft veroorzaakt door het Maleise Eilandenrijk zwerft om zijn ideeën te onderbouwen, gaat Charles Darwin met de eer strijken.
In zijn autobiografie zal hij Alfred Wallace slechts tweemaal vermelden.

* * *

Drie jaar lang, van 1858 tot 1861, woonde Wallace in dit huis op het Molukse eiland Ternate dat hem ter beschikking was gesteld door de heer Duivenbode, 'iemand van oude Nederlandse familie': "Hij was schatrijk, bezat de halve stad, was eigenaar van vele schepen en bovendien van honderden slaven," zo schrijft Wallace in zijn reisverslag Het Maleise Eilandenrijk, dat door Redmond O'Hanlon onomwonden 'zonder enige twijfel het mooiste reisboek dat ooit is geschreven' wordt genoemd.

 

 

 

Hier op Ternate waar de vulkaan 'aanhoudend vage rookkransen uitstoot', op dit door aardschokken geteisterde eiland, was Wallace gelukkig en herstelde hij van zijn zwerftochten die hem naar streken brachten waar nog geen blanke was geweest, vaak geteisterd door malaria, soms zo mank door tropische zweren aan zijn voeten en benen dat hij zich alleen nog op handen en voeten kon voortbewegen.

Ik loop naar het vertrek waar Wallace sliep, omringd door zijn verzameling dode insecten, de gedroogde huiden en skeletten van exotische vogels en enkele zoogdierbeenderen.

 

"Verse exemplaren die hij door tijdgebrek nog niet had kunnen schoonkrabben en drogen, bungelden aan touwtjes aan de dakspanten of dreven in schoteltjes water, zorgvuldig afgeschermd tegen de mierencolonnes die regelmatig zijn geïmproviseerde werktafel plunderden en er vandoor gingen met stukjes vlees en veren," schrijft Tim Severin die het huis een jaar of tien geleden bezocht en in zijn opwinding zijn fantasie de vrije loop laat in zijn boek Indische Zeiltocht.

 

"Deze gevilde exemplaren verspreidden een doordringende geur van verrotting in het woonvertrek, maar hij was er zo aan gewend dat hij de stank nauwelijks meer opmerkte."

* * *
Het gordijn dat de deuropening naar de achterveranda en de tuin afdekt, wordt opzij geschoven. Een pezige man kijkt mij aan, een kruidnagelsigaret tussen zijn tanden geklemd. Mohammed, heet hij. Hij is een neef van de sultan van Ternate. Achter het huis, op de dichtgetimmerde veranda, wonen drie families, meer dan twintig mensen. 'Wij zijn vluchtelingen,' vertelt hij, 'van het eiland Halmahera, uit het district Sahoe. Moslims. Net als iedereen op Ternate. De christenen zijn van Ternate gevlucht, vertelt hij.

Er is zwaar gevochten op het eiland, maandenlang, net als overal op de Molukken. Ik vraag waarom ze vochten.
"Zij verbrandden onze moskee.Wij verbrandden hun kerk," zegt hij.
Zo simpel was het.
"They kill. We kill."

"Het was een rijk dorp, ons dorp op Halmahera." vertelt hij. "Wij verbouwden kruidnagelen, kokosnoten, cacao. Er groeiden bananen. Wij hadden rijstvelden. Het was vruchtbaar land en we woonden niet ver van zee."
Ik vraag waarom ze van Halmahera zijn gevlucht.


"Op een nacht stond ons dorp in brand," antwoordt hij. "We werden wakker en hoorden overal geschreeuw. Mannen renden rond met messen en zwaarden. Ik weet niet waar ze vandaan kwamen, wie ze waren. Zij doodden mijn zoon, en mijn schoondochter. Ze hakten hun hoofden af. Wij vluchtten naar het strand. Wij namen alleen ons lichaam mee."
Drie maanden duurden de gevechten.
"Er lagen 27 dorpen in het district," legt hij uit. "Zeven moslimdorpen, twintig christelijke dorpen. Alle moslimdorpen zijn verwoest, alle moslims verjaagd. De christenen waren veel sterker."
Hij zoekt werk sinds hij op Ternate is aangekomen. Meestal gaat hij naar de haven. Maar er zijn veel vluchtelingen. "Iedereen zoekt werk. Er is geen werk."

Ik vraag hoe hij overleeft.
"Onze regering doet niets voor ons," klaagt hij. Hij krijgt veertien kilo rijst per maand, wat suiker, pinda's, zout. "Van het Rode Kruis. Of van Worldvision. Dat zijn christenen," geeft hij toe. "Maar zij helpen ons."
Het raam naar de werkkamer van Alfred Wallace waar hij zijn theorie over 'the survival of the fittest' formuleerde, is met planken dichtgetimmerd. Op één van de planken is een woord geschilderd. Ik vraag wat het betekent. "Vluchtelingen," zegt Mohammed. "In dit huis wonen vluchtelingen."

* * *



Buiten op straat liggen kruidnagelen te drogen.
In 1599 gingen de Nederlanders voor het eerst in Ternate aan land na een heftige strijd met de Portugezen. De totale retourlading van de eerste handelsmissie van de Verenigde Oost-Indië Compagnie naar de Molukken en Ternate was bijna anderhalf miljoen gulden waard en bestond voornamelijk uit 600 000 pond peper en 250 000 pond kruidnagelen. "Soo langhe als Hollant Hollant is gheweest," schrijft een opgetogen Vice-admiraal Wybrant Warwijck in zijn Dagh-register, "waren er so ryckelyck gheladen schepen nie aengekomen." Kruidnagelen waren in Europa hun gewicht in goud waard. Het was het begin van onze Gouden Eeuw.

Vijftig jaar later verbood de VOC de teelt van kruidnagelen op Ternate, liet alle bomen kappen en beperkte de verbouw van nagelen tot Ambon om zo de wereldmarktprijs van het schier onbetaalbare kruid kunstmatig hoog te houden.

 

Een oude man sorteert de nagelen op kleur. Hoe droger ze zijn, hoe donkerder ze worden.
Hij krijgt 75.000 roepies voor een kilo, vertelt hij. Maar zoveel zal hij dit jaar niet oogsten. Vroeger, vroeger had hij veel bomen. Nu niet meer.
Ik vraag wat er met zijn bomen is gebeurd. Hij haalt zijn schouders op. "Ze zijn gestorven."
Hij steekt een sigaret op. Ik ruik de geur van kruidnagel. "Ze waren niets meer waard, in die jaren," zegt hij. "Het waren magere jaren.'
Ik vraag hoeveel hij toen, in die magere jaren kreeg voor zijn kruidnagels.
"Drieduizend roepies," zegt hij. "Soms drieduizendvijfhonderd voor de kilo. Minder dan een gulden. Niet meer."


 

Een normale boom levert per jaar twintig kilo nagelen, vertelt hij. Sommige boeren hadden wel 100 bomen. Maar de prijs kelderde. En de boeren verwaarloosden de bomen. Ze gingen liever fruit verbouwen, of bananen. Ze lieten de bomen gewoon sterven, zegt hij. Het loonde de moeite niet meer. Hij keek er ook niet meer naar om.

 

Ik vraag waarom de prijs kelderde. Hij haalt zijn magere schouders op. "Tommy was de baas," zegt hij gelaten. "Tommy bepaalde de prijs. We kregen altijd twaalfduizend roepies voor een kilo. Genoeg om op pelgrimstocht naar Mekka te gaan. Genoeg om de profeet te eren. Maar Tommy betaalde maar drieduizend. Dus kapten we alle bomen."
"Natuurlijk waren we boos," zegt hij. "Wij kookten van binnen. Maar we zwegen. Tommy was de baas. Hij was de zoon van de president. Wie durfde hem tegen te spreken?"

Tientallen miljoenen heeft Tommy Suharto verdient aan het monopolie dat hij van zijn vader kreeg om de kruidnagelen op te kopen en door te verkopen aan de sigarettenfabrikanten, Chinese ondernemers die de kretek-industrie in handen hebben.


Ze roken veel, de Indonesiërs. Heel veel. De familie Gudang Garam, de grootste sigarettenfabrikant, werd in 1997 geschat op een vermogen van 10 miljard gulden. Twee andere families in de sigarettenbranche werden ieder geschat op een vermogen van twee miljard gulden.
In 1998, na de val van president Suharto werd het monopolie opgeheven. Tommy Suharto is nu op de vlucht voor justitie.
Nu krijgt hij weer een goede prijs voor zijn nagelen, vertelt de oude man. Vijfenzeventigduizend roepies. Op andere plekken, zo heeft hij gehoord, wordt al honderdtwintigduizend roepies betaald voor een kilo. Maar zijn bomen zijn dood.
Ik vraag hoe lang het duurt voordat een nieuwe boom weer vruchten draagt.
Hij haalt zijn schouders op. "Tien jaar?" Hij is al oud, zegt hij. Hij zal het niet meer meemaken.

* * *


Alfred Russell Wallace - Het Maleise Eilandenrijk
Tim Severin - Indische Zeiltocht
David Quammen - The song of the Dodo
Natuur en Samenleving van de Molukken - Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers