REIS NAAR DE RAND VAN DE WERELD

 

 

Onbekend Siberië

 

Uitgeverij Contact

1992

 

REIS NAAR DE RAND VAN DE WERELD is uitverkocht.

De verhalen zijn opgenomen in DE GODEN HEBBEN HONGER.

 

 

Als eerste westerling reist Gerard Jacobs door onbekend Siberië, naar gebieden en steden die sinds de jaren twintig voor iedere buitenstaander gesloten waren. Hij volgt de loop van de rivieren de Tom en de Ob, die ontspringen in het grensgebied met China en Mongolië tot aan 'de rand van de wereld', zoals de bevolking de toendra ten noorden van de poolcirkel noemt.

 

Gerard Jacobs bezoekt het industriële hart van West-Siberië, de Koesbass, en trekt noordwaarts naar de rijkste olie- en gasvelden ter wereld, waar de bewoners zouden kunnen leven als sheiks in Koeweit. De bronnen liggen in een duizenden kilometers groot moeras, Gods onafgemaakte werk waarin hij vergat land en water te scheiden.

 

 

In de Goelag Archipel, de uitgestrekte knekelvelden van Stalin, praat hij met de voormalige gevangenen en pioniers, die hun geschiedenis lijken te willen verdrinken in vele liters wodka. Hij spreekt met de Shorzi, de Khanti en de Nentsi, de oorspronkelijke bevolking van Siberië, die met uitroeing wordt bedreigd.

Het is een onthutsend verslag van een tocht die niet gehinderd wordt door communistische bombast over helden van de staat die het barre klimaat trotseerden om een nieuwe wereld te bouwen in naam van de wereldvrede.

Gerard Jacobs beheerst de kunst om de bewoners van deze uithoek van de wereld op een haast terloopse en vaak poëtische en ontroerende wijze aan het woord te laten en schrijft zo voor het eerst hun geschiedenis in zeventig jaar Sovjet-regime.

 

HET DRONKEN LAND


In het pension achter de Leninboulevard wordt ingebroken. Vadin Ivanovitsj meldt over de radio dat hij in de buurt is en probeert tevergeefs het zwaailicht op de mosterdgele boevenwagen aan te zetten. De chauffeur geeft gas maar patrouilleauto nummer 42 van de militia haalt in de hoogste versnelling amper 60 kilometer per uur en wordt op de boulevard links en rechts ingehaald door al even krakkemikkige Lada's.

 

Met getrokken pistool stormen Vadin en zijn bijrijder Moerad Sergejvitsj het pension binnen. De bewoners, voornamelijk jonge vrouwen in blauwe of roze nylon peignoirs, staan in het portiek. De inbreker, een knaap bij wie het dons op de kin nog niet lijkt te willen groeien, hangt schaapachtig lachend op onvaste benen naast een ingetrapte deur tegen de muur, te lam om te vluchten.
'Hij is ongevaarlijk' zegt Moerad terwijl hij hem de handboeien omdoet. 'Hij is dronken en waarschijnlijk op zoek naar zijn vriendin, of een andere vrouw.' De grijnzende inbreker wordt afgevoerd naar een van de vijf ontnuchteringscentra in de stad.


* * *

Novokoetznesk is een van de grootste steden in de Koezbass, het industriële centrum van West?Siberië. De 230000 inwoners wonen rond de metaalfabriek, die in de Tweede Wereldoorlog een derde van alle tanks en de helft van alle granaten voor het sovjetleger produceerde.
Novokoetznesk is een nieuwe stad, zoals bijna alle steden in Siberië, die tijdens de Tweede Wereldoorlog gebouwd werden toen Stalin zijn zware industrie naar Siberië evacueerde uit angst voor de oprukkende Duitse legers.De bevolking bestaat uit voormalige gevangenen, overlevenden uit de Goelagarchipel, en hun nabestaanden, die zij aan zij wonen met gelukzoekers en vrijwilligers, die naar deze barre oorden kwamen om Een Nieuwe Wereld te bouwen, soms voor geld, soms voor de glorie van het communisme.Nu wordt Novokoetznesk door het lokale parlementslid omschreven als 'het voorportaal van de hel', een stad waarvan de horizon gedomineerd wordt door de schoorstenen van de metallurgische fabrieken die de straten eeuwig bedekken met een bruin grijze smog. In Novokoetznesk komen vier van de vijf babies op de wereld met een aangeboren afwijking, deels door de milieuvervuiling, deels door het overmatig drankgebruik van hun ouders, voor wie het ommunistische paradijs, waarover de Leiders zo gloedvol spraken, bestond uit een vicieuze cirkel van teleurstelling, armoede en wanhoop.


* * *

 

Novokoetznesk heeft vijf ontnuchteringscentra voor dronkaards. 'Wij geven ze een douche en stoppen ze in bed,' zegt Stalina, de vrouwelijke arts met het strenge knotje, die lang geleden geboren werd op Stalins verjaardag en tegen de zin van haar ouders op last van de ambtenaar van de burgerlijke stand naar de Grote Leider werd vernoemd .
Het centrum waar ze werkt heeft eenendertig bedden maar op betaaldagen krijgt ze vaak vijftig tot tachtig dronkaards binnen. Als ze hun roes uitgeslapen hebben krijgen ze een boete van 45 roebel, een gemiddeld weekloon, en mogen ze naar huis.
Het centrum heeft vijf cellen. In cel 3 wordt op de deur gebonkt. Een man in een grijze onderbroek wordt kotsend naar het toilet gebracht, zoekend naar zijn evenwicht, dat hij vindt op de borst van de agent van dienst. Een andere dronkaard grijpt de agent bij de enkels en wordt een paar meter meegesleurd tot hij loslaat en met een diepe zucht een slaaphouding zoekt op de betonnen vloer.

 

Vlak voordat de duisternis invalt, wordt een nieuwe lading dronkaards aangevoerd. Achter in de boevenwagen ligt een man op de grond, geheel van de wereld, zijn broek op zijn enkels, zijn billen vol modder en striemen. Een agent grijpt hem onder de oksels en sleurt hem de jeep uit. Zijn naakte onderlijf bonkt op de stenen en zijn broek blijft achter de drempel van het politiebureau hangen. Hij wordt de trap afgesleept en midden op de vloer van het bureau neergekwakt. Hij begint te kotsen, puur gal. Stalina veegt zijn gezicht met zijn broek schoon, dweilt de vloer aan en gooit de broek achteloos over zijn geslachtsdelen.
Aan de balie wordt Vitali ingeschreven. Hij is dertig jaar en hij is zijn schoenen kwijt. 'Ik heb maar één glaasje gedronken,' zegt hij verbolgen. 'Eén piepklein glaasje.' 'Je kletst uit je nek,' zegt Vladimir Alasjev, die hem inschrijft, goedaardig. 'Je was hier eergisteren ook al. Dit is al de negende keer deze maand dat we je hebben opgepakt.'
Vitali kijkt ons ernstig aan, zoekend naar woorden en naar zijn evenwicht. 'Zal ik eerlijk zijn?' vraagt hij. 'Echt eerlijk? Ik had ruzie met mijn vrouw en heb een fles wodka gekocht.' De agent kijkt hem geergerd aan: 'Je bent een zak,' zegt hij. 'Als je zo blijft zuipen krijg je hem straks niet meer overeind en dan heb je pas echt ruzie met je vrouw.' Vitali kijkt alsof hij weet wat de agent bedoelt. Hij draait zich om en loopt moeizaam naar de dronken man, die in een diep delirium op de grond ligt. Hij buigt zich voorover en staart aandachtig naar zijn lotgenoot. Hij heeft een waanzinnige grijns op zijn gezicht die langzaam overgaat in een luidruchtige gaap.

 

Wij vragen Stalina of de man op de grond verkracht is. Zij kijkt ons verbaasd aan. 'Ik weet er alles van,' zegt ze gedecideerd. 'Ik heb jarenlang in een ziekenhuis gewerkt waar veel homoseksuelen komen.' Ze duwt Vitali opzij en trekt de billen van de dronken man ruw van elkaar. Ze schudt haar hoofd. 'Nee, hij is niet verkracht,' zegt ze. 'Homoseksuelen hebben een zwarte cirkel rond hun anus. Deze is normaal.'

* * *

 

Vijf weken lang trekken wij dwars door Siberië, langs de rivieren de Tom en de Ob, die ontspringen in het grensgebied met China en Mongolié, naar 'de rand van de wereld' zoals de lokale bevolking de toendra ten noorden van de poolcirkel noemt. Wij reizen door het industriële hart van West?Siberië, de Koezbass, noordwaarts naar de rijkste olie?en gasvelden ter wereld, gelegen in een duizenden vierkante kilometer groot moeras, de bozhia nedodelka, Gods onafgemaakte werk waarin hij vergat land en water te scheiden, waar de g'nuss heersen, piranha?achtige muggen, en de klesh, teken die zich in je huid boren en je hersenvlies beschadigen, dwars door de Goelagarchipel, de knekelvelden van Stalin waarin de bevolking haar geschiedenis lijkt te zijn vergeten, door het land van de Sjorzi, de Khanti en de Nentsi, de oorspronkelijke bevolking van Siberië, die met uitroeiing wordt bedreigd.
Het is een bont gezelschap van westerse journalisten en Russische producenten en tolken dat gewapend met een vrijgeleide van de KGB en een introductiebrief van de gouverneur vrij door het land mag reizen, niet langer gehinderd door communistische bombast over pioniers die het barre klimaat trotseren om een nieuwe wereld te bouwen in naam van de wereldvrede.

 

Alle Russen in het gezelschap dragen de geschiedenis van Siberiëmet zich mee.
De grootvader van Vladimir Soechatski, onze producer, probeerde in 1917 naar de Verenigde Staten te emigreren. Hij reisde samen met een vriend naar Antwerpen en kocht van zijn laatste geld een kaartje voor de boot naar het beloofde land. Vlak voor het vertrek ging hij van boord om eten te kopen en miste de boot. Platzak zwierf hij door Europa, verdiende de kost als mijnwerker en keerde uiteindelijk vol heimwee terug naar Siberië, naar de burgeroorlog en een leven zonder toekomst.

 

De vader van Valentin Akisjkin, onze tolk, werd in de Tweede Wereldoorlog gevangengenomen door de Duitsers. Na de oorlog werd hij bevrijd door de Amerikanen maar hij durfde niet terug naar de Sovjetunie omdat Stalin alle krijgsgevangenen liet executeren of naar Siberië liet verbannen omdat 'een Russische soldaat zich niet gevangen laat nemen'. Hij vluchtte naar Australië toen de Amerikanen de Russische krijgsgevangenen begonnen uit te leveren aan Stalin. Valentin groeide op in Australië maar toen na de dood van Stalin tijdelijk de dooi intrad in de Sovjetunie keerde de familie terug naar Rusland en werd alsnog naar Siberië verbannen.

 

Viktor Peltz, de andere tolk, groeide op langs de oevers van de Wolga en werd in de Tweede Wereldoorlog naar Siberië verbannen omdat hij behoorde tot de Duitse gemeenschap die al eeuwenlang langs de oevers van de Wolga woonde. Hij overleefde de Goelag maar hij durft nog steeds niet over zijn kampervaringen te vertellen, over de nacht waarin hij zich om te overleven warmde aan de lijken naast hem. Hij wordt steeds stiller naarmate we dieper doordringen in de Goelag en hij de levensverhalen moet vertalen van zijn lotgenoten die net als hij decennia lang hebben gezwegen.

 

En wij, de eerste westerlingen voor wie gesloten steden zoals Joerga, Tomsk, Kolpasjevo en Voerkoeta opengaan, reizigers uit het beloofde land, het land van Chuck Norris, de Ninja-turtles, Rambo en Dallas, kortom 'reizigers uit een beschaafde wereld' zoals Viktor Kostjoekovski, de correspondent van Izvestia, ons steeds voorstelt. 'Een beschaafde wereld die de Sovjetunie nu hoopt binnen te treden, na zeventig donkere jaren, waarin wij zijn teruggekeerd naar het stenen tijdperk, een land vol dronkelappen, een wegwerpland, waarin de natuur geen waarde heeft, evenmin als de mens.'


* * *